ECLI:NL:RBDHA:2020:11868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft verzocht om vergoeding van zijn proceskosten na een beroepsprocedure tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris heeft op 17 april 2020 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van verzoeker te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft overwogen dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, maar dat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarom is er een lager bedrag toegekend, met een wegingsfactor van 0,5, wat resulteert in een totale vergoeding van € 262,50.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) genoemd, die de basis vormen voor de beslissing om proceskosten te vergoeden. Verzoeker had op 8 december 2019 beroep aangetekend omdat de Staatssecretaris niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na de beslissing van de Staatssecretaris op 10 februari 2020 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft uiteindelijk de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 11 augustus 2020.