ECLI:NL:RBDHA:2020:11846
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de vergoeding van proceskosten. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten na een beroepsprocedure tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die werd vertegenwoordigd door Y.W.M. Schrijver. De Staatssecretaris had op 29 juli 2020 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van eiser te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat de zaak eenvoudig was en kon worden afgedaan op basis van de ingediende stukken, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser was in beroep gegaan omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing op 20 mei 2020 heeft eiser zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing had genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld, maar omdat de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn, werd een lager bedrag toegekend met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk werd een bedrag van € 262,50 toegekend aan eiser.
De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 13 augustus 2020.