ECLI:NL:RBDHA:2020:11796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
C/09/16/66 R en C/09/16/67 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van een akkoord na beëindiging van schuldsaneringsregelingen; beoordeling van baten des boedels

Op 16 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de schuldsaneringsregeling van twee schuldenaren, geboren in 1976 en 1981. De rechtbank had eerder op 9 februari 2016 de schuldsaneringsregeling uitgesproken en mr. R. Cats benoemd tot rechter-commissaris. Door het niet nakomen van verplichtingen werd de looptijd van de regeling verlengd tot 9 april 2020, waarna de regelingen op 11 mei 2020 werden beëindigd zonder schone lei. De schuldenaren hebben hoger beroep ingesteld, waarbij het hof hen de gelegenheid bood om een akkoord aan te bieden. Dit akkoord werd op 2 november 2020 behandeld en op 16 november 2020 vond de pro forma behandeling van de homologatie plaats.

De rechtbank heeft de homologatie van het akkoord beoordeeld aan de hand van artikel 153 van de Faillissementswet. De rechter-commissaris gaf aan dat de baten des boedels de som van het aangeboden akkoord aanmerkelijk te boven zouden gaan, rekening houdend met de hypothetische inkomsten die de schuldenaren hadden kunnen genereren indien zij aan hun sollicitatieverplichting hadden voldaan. De bewindvoerder adviseerde positief over de homologatie van het akkoord.

De rechtbank oordeelde dat de baten des boedels beperkt zijn tot de ten tijde van het akkoord aanwezige baten en de baten die de schuldenaar naar verwachting nadien nog zal verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als de looptijd van de schuldsanering zou worden verlengd, extra afdrachten aan de boedel niet in de lijn der verwachting liggen. Daarom stond de homologatie van het akkoord niet in de weg. De rechtbank homologeerde het ontwerpakkoord, stelde de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 4.902,70 en het vastrecht op € 1.292,-.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
Beschikking van: 16 november 2020
In de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
en
[schuldenares]
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
beiden wonende te [postcode, woonplaats, adres],
schuldenaren,
advocaat: mr. A.C.E.G. Cordesius

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 9 februari 2016 werd de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van mr. R. Cats tot rechter-commissaris. Mr. J. Perez Herrera (Koppelman & Perez Bewind), kantoorhoudende te Zuidland, werd benoemd tot bewindvoerder.
1.2
In verband met het niet nakomen van de verplichtingen heeft de rechtbank tussentijds de looptijd van de regelingen verlengd met 14 maanden, tot 9 april 2020. Bij vonnis van 11 mei 2020 heeft de rechtbank de schuldsaneringsregelingen beëindigd zonder toekenning van de zogeheten schone lei. Dit in verband met het (opnieuw) niet nakomen van de sollicitatieverplichting. Schuldenaren hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof heeft, bij de mondelinge behandeling van het appel – schuldenaren de gelegenheid geboden om een akkoord aan te bieden en heeft de behandeling van het hoger beroep daarom aangehouden.
1.3
Op 15 juni 2020 is een pro forma verificatievergadering gehouden. Nadien hebben schuldenaren aan hun schuldeisers een akkoord aangeboden. De behandeling van het aangeboden ontwerp akkoord heeft plaatsgevonden op 2 november 2020.
1.4
Blijkens het proces-verbaal werd het ontwerpakkoord met de bij de wet vereiste meerderheid aangenomen.
1.5
Op 16 november 2020 heeft de behandeling van de homologatie van het aangeboden akkoord pro forma plaatsgevonden.
1.6
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- schriftelijk verslag van de rechter-commissaris, ingevolge artikel 337 eerste lid van de Faillissementswet;
- zienswijze d.d. 11 november 2020 en de e-mail met bijlage van d.d. 12 november 2020 van mr. A.C.E.G. Cordesius, advocaat van schuldenaren;
- advies van mr. J. Perez Hererra, bewindvoerder.
1.7
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Aan de orde is de vraag of de homologatie van het akkoord dat schuldenaren aan hun schuldeisers hebben aangeboden moet worden geweigerd op grond van artikel 153 Fw (jo artikel 338 lid 2 Fw). Meer in het bijzonder dient de vraag te worden beantwoord of de baten van de boedel de som van het aangeboden akkoord aanmerkelijk te boven gaan (art. 153 lid 1 Fw.). De rechter-commissaris heeft in zijn zienswijze met betrekking tot de homologatie te kennen gegeven dat aannemelijk is dat bij de vergelijking tussen de ‘baten des boedels’ en ‘de som, bij het akkoord bedongen’ onder de baten des boedels moet worden verstaan de baten die bij correcte naleving van de WSNP zouden zijn vergaard. Er zou dan rekening moeten worden gehouden met hetgeen schuldenaren hadden kunnen verdienen wanneer zij wel aan hun sollicitatieverplichting hadden voldaan. Volgens de rechter-commissaris dient ervan uit te worden gegaan dat beide schuldenaren dan tenminste het minimumloon zouden hebben verdiend bij een dienstverband van 36 uur, hetgeen er toe zou leiden dat het totaal aan afdrachten (en daarmee de baten des boedels) hoger zijn dan het akkoord dat is aangeboden.
2.2
De bewindvoerder heeft bij brief d.d. 13 november 2020 laten weten dat het door de derde te financieren bedrag in verband met het akkoord op zijn boedelrekening is ontvangen. Ten aanzien van de homologatie van het akkoord heeft de bewindvoerder positief geadviseerd.
2.3
Namens schuldenaren heeft mr. Cordesius betoogd dat het aangeboden akkoord dient te worden gehomologeerd. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat voor de beantwoording van de vraag of schuldenaren meer bijeen hadden kunnen brengen dan nu met het akkoord wordt aangeboden, moet worden beoordeeld of schuldenaren daadwerkelijk hadden kunnen werken en vervolgens (in het bevestigende geval) welk inkomen daarmee had kunnen worden verdiend. Het betoog van mr. Cordesius komt er – samengevat – op neer dat schuldenaren, door medische redenen, niet in staat waren (fulltime) te werken en voor zover zij dat wel waren ervan uit moet worden gegaan dat niet meer dan het minimumloon zou zijn verdiend.
2.4
De rechtbank overweegt als volgt. Bij vergelijking van de bij het akkoord bedongen som en de ‘baten des boedels’ dienen niet alleen de ten tijde van het akkoord aanwezige baten in aanmerking te worden genomen, maar tevens de baten die de schuldenaar naar verwachting nadien nog zal verkrijgen (ECLI:NL:HR:2001:AD5362). De ‘baten des boedels’ omvatten naar het oordeel van de rechtbank niet ook een hypothetisch saldo dat er zou zijn geweest wanneer (in dit geval) schuldenaren aan hun sollicitatie-inspanningen hadden voldaan. Noch de wet noch de wetsgeschiedenis bieden daarvoor aanknopingspunten.
2.5
Schuldenaren hebben bovendien, ook nadat de schuldsanering zonder schone lei is geëindigd, de mogelijkheid de rechtbank te verzoeken de schuldeisers tot een akkoord te dwingen (art. 287a Fw.). In dat geval wordt – ondanks het uitblijven van de schone lei – ook geen rekening gehouden met hypothetische eerdere inkomsten, ook niet als het uitblijven van de schone lei doordat niet aan de sollicitatieverplichting is voldaan. Niet valt in te zien dat dat in deze situatie anders zou moeten zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ‘baten des boedels’ beperkt zijn tot de ten tijde van het akkoord aanwezige baten alsmede de baten die de schuldenaar naar verwachting nadien nog zal verkrijgen.
2.6
Gelet op hetgeen (inmiddels) is aangevoerd in verband met de arbeids(on)geschiktheid van schuldenaren overweegt de rechtbank dat, zo in hoger beroep de looptijd van de schuldsanering(en) zou worden verlengd, extra afdrachten aan de boedel niet in de lijn der verwachting liggen. Dat brengt mee dat de baten des boedels de som van het akkoord niet, en dus ook niet aanmerkelijk, te boven (zullen) gaan en dat deze de homologatie dus niet in de weg staan.
2.7
Ook van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan de homologatie van het akkoord zou moeten of kunnen worden geweigerd is de rechtbank niet gebleken. Het ontwerpakkoord dient dan ook te worden gehomologeerd.
BESLISSING
De rechtbank:
- homologeert het ontwerpakkoord;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder, mr. J. Perez Herrera (Koppelman & Perez Bewind), vast op € 4.902,70 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting);
- stelt het vastrecht vast op € 1.292,-.
Gegeven door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 november 2020 in aanwezigheid van mr. M.J.P. Vink, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.