ECLI:NL:RBDHA:2020:11511
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. Eiser had op 23 mei 2019 een asielaanvraag ingediend, waarvoor de beslistermijn volgens de Vreemdelingenwet 2000 zes maanden bedraagt. De rechtbank constateert dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden om deze termijn te verlengen, waardoor de beslissing uiterlijk op 23 november 2019 genomen had moeten worden. Aangezien de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat er een beslissing is genomen, heeft eiser verweerder op 14 februari 2020 rechtsgeldig in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank erkent dat verweerder vanaf 16 maart 2020 te maken heeft gehad met overmacht, maar benadrukt dat de lidstaten verplicht zijn om procedures binnen 21 maanden af te ronden. De rechtbank stelt vast dat, zelfs als er vanaf 19 juli 2020 geen sprake meer is van overmacht, de bestuurlijke dwangsom alsnog is verbeurd voor het maximale aantal dagen. De rechtbank concludeert dat er bijzondere omstandigheden zijn die een versnelde procedure rechtvaardigen, en legt verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak het eerste gehoor af te nemen en binnen zestien weken een beslissing te nemen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt.