ECLI:NL:RBDHA:2020:11485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
NL20.17055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitmoratorium Libië en dwangsombesluit in asielprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 november 2020, is het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag gegrond verklaard. Eiseres had op 17 mei 2018 een asielaanvraag ingediend, maar de beslistermijn was verstreken op 18 november 2018. De rechtbank oordeelde dat het besluitmoratorium voor Libië, dat op 1 juli 2020 was vervallen, niet van toepassing was op reeds verstreken termijnen. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moest nemen, en dat bij overschrijding van deze termijn een dwangsom van € 100 per dag verbeurt zou worden, met een maximum van € 7.500.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na bekendmaking. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17055

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopOp 17 september 2020 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haaraanvraag.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 17 mei 2018 een asielaanvraag ingediend. Deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft bij uitspraak van 9 oktober 2019 het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag gegrond verklaard. [1] Verweerder stelt in zijn verweerschrift van 12 oktober 2020 dat de beslistermijn met toepassing van het besluitmoratorium uiteindelijk is verstreken op 18 november 2019. Echter, door de hierboven genoemde uitspraak van deze rechtbank van 9 oktober 2019 is in rechte komen vast te staan dat het besluitmoratorium er niet toe strekt dat de reeds verstreken termijn wordt verlengd. De wettelijke beslistermijn is dan ook verstreken op 18 november 2018. Het beroep van eiseres is daarom kennelijk gegrond.
2. In het dwangsombesluit van 21 november 2019 heeft verweerder aan eiseres de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442 toegekend.
3. Voor Libië geldt vanaf 1 juli 2020 niet langer een besluit in de zin van artikel 43, eerste lid, van de Vw. [2] Nu het besluitmoratorium is komen te vervallen voor personen uit Libië, kan van verweerder worden gevraagd om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken. De rechtbank is van oordeel dat, vanwege de bij de IND ontstane achterstanden, sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De rechtbank moet echter ook rekening houden met de uiterste termijn die op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn wordt gesteld aan het nemen van een beslissing op een asielaanvraag. [3] Op grond van deze bepaling moet een asielprocedure binnen 21 maanden zijn afgerond. Gelet hierop, maar ook met het oog op de door verweerder in acht te nemen zorgvuldigheid bij het beslissen op de aanvraag, zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. [4]
4. De rechtbank heeft bij de vorige uitspraak geen dwangsom opgelegd, omdat toen nog sprake was van een besluitmoratorium. Daarvan is geen sprake meer. De rechtbank bepaalt om die reden dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100 per dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525 en een
wegingsfactor van 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt
verzonden een besluit aan eiseres bekendmaakt;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 (honderd euro) aan eiseres verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde termijn wordt overschreden, met een
maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres van € 262,50 (tweehonderdtweeënzestig euro en vijftig eurocent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL19.20164.
2.C7/17.1 Vreemdelingencirculaire 2000 (C).
3.Richtlijn 2013/32/EU.
4.Zie ook Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.