ECLI:NL:RBDHA:2020:11472
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over ingangsdatum verhoging AOW-pensioen en toepassing van beleidsregel SB1076
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de ingangsdatum van de verhoging van het AOW-pensioen van eiser. Eiser, geboren op 4 maart 1941, ontving sinds 19 mei 2006 een AOW-pensioen dat was vastgesteld op 86% van het volledige pensioen. Dit was het gevolg van een periode waarin hij niet verzekerd was en een jaar schuldig nalatig was. Eiser heeft op 15 maart 2019 een verzoek om herziening ingediend, omdat hij ontdekte dat hij een te laag AOW-pensioen ontving. De Svb heeft het verzoek om herziening afgewezen, met de argumentatie dat er geen sprake was van een bijzonder geval dat een terugwerkende kracht van meer dan één jaar rechtvaardigde. Eiser was van mening dat hij recht had op een herziening van zijn AOW-pensioen over een periode van 12 jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de Svb de verhoging van het AOW-pensioen terecht had vastgesteld op maart 2018. De rechtbank concludeerde dat er geen onmiskenbaar onjuist besluit was van de Svb en dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig indienen van een herzieningsverzoek. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.