ECLI:NL:CRVB:2018:521
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van besluiten inzake nabestaandenuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om terug te komen van eerdere besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die haar nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) heeft ingetrokken. De Svb heeft dit besluit genomen op basis van de stelling dat appellante op het moment van de aanvraag getrouwd was, wat zij betwist. Appellante heeft in 2015 verzocht om herziening van de besluiten van 2009, maar de Svb heeft dit verzoek afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 22 februari 2018 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de herziening van de besluiten rechtvaardigen. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak en het beleid van de Svb met betrekking tot herzieningsverzoeken. De Raad concludeert dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding is om terug te komen van de eerdere besluiten, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de Svb te veroordelen in de proceskosten.