ECLI:NL:RBDHA:2020:11356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
NL20.15108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Soedanese nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 3 augustus 2020 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding, aangezien de maatregel van bewaring was opgeheven op 7 augustus 2020.

Tijdens de zitting op 17 augustus 2020 werd vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet waren bestreden. Eiser had aangevoerd dat hij niet in contact was gebracht met de diplomatieke vertegenwoordiging van zijn land, maar de rechtbank oordeelde dat er geen belemmeringen waren voor eiser om contact op te nemen. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.15108
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.Th.A. Bos), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 7 augustus 2020 de maatregel van bewaring opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt van Soedanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1995] .
Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de
Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De rechtbank stelt vast dat de gronden van de maatregel niet zijn bestreden.
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij tijdens het gehoor, voorafgaande aan de inbewaringstelling, heeft verzocht om in contact te worden gebracht met de diplomatieke vertegenwoordiging van zijn land. Dit is niet gebeurd. Eiser is in het detentiecentrum in de isoleercel geplaatst, van waaruit het niet mogelijk is om zelf te bellen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet in de isoleercel, maar in afzondering in een observatiecel is geplaatst omdat hij suïcidale uitlatingen had gedaan. Ook vanuit afzondering is het mogelijk om een regievoerder te benaderen en om een telefoongesprek te verzoeken.
6. De rechtbank stel vast dat in het proces-verbaal van gehoor, voorafgaande aan de inbewaringstelling, is vermeld dat eiser desgevraagd heeft verklaard in contact te willen treden met de ambassade van Soedan. De verbalisant heeft daarop verklaard dat zij haar collega’s van de DT&V in DC Rotterdam ging vragen voor eiser contact mogelijk te maken met de vertegenwoordiging van Soedan. Nog afgezien van de vraag of dit daadwerkelijk is gebeurd, is de rechtbank niet gebleken van belemmeringen voor eiser om contact op te nemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van Soedan. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat ook vanuit afzondering/een observatiecel of een isoleercel het altijd mogelijk is om contact op te nemen met een regievoerder om in contact te komen met zijn vertegenwoordiging. Gesteld noch gebleken is dat eiser een dergelijke poging heeft ondernomen, of dat verweerder hem heeft belemmerd om contact op te nemen met zijn vertegenwoordiging. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.