ECLI:NL:RBDHA:2020:11327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot faillietverklaring wegens onvoldoende onderbouwing van steunvordering
Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een verzoek tot faillietverklaring van een verweerster afgewezen. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.T. van den Hout, stelde dat de verweerster in een toestand verkeerde van niet kunnen betalen, aangezien zij zowel de vordering van de verzoeker als andere vorderingen onbetaald liet. Tijdens de behandeling in raadkamer werd echter duidelijk dat de steunvordering, die de verzoeker had willen inbrengen ter onderbouwing van zijn verzoek, onvoldoende concreet was. De verzoeker had slechts een e-mailbericht overgelegd waarin werd verwezen naar een vermeende vordering van een derde partij, maar er ontbraken verifieerbare stukken zoals facturen of aanmaningen die het bestaan van deze steunvordering konden aantonen.
De rechtbank oordeelde dat, gezien de ernstige gevolgen van een faillietverklaring, het verzoek voldoende concrete aanknopingspunten moest bevatten. De enkele vermelding van de naam van een vermeende schuldeiser was niet voldoende om te spreken van een summierlijk bewijs van een steunvordering. De rechtbank wees het verzoek om aanhouding voor verdere onderbouwing van de steunvordering af, omdat het verzoek tot faillietverklaring geacht werd uiterlijk ter zitting compleet te zijn. Uiteindelijk werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.
De beslissing werd genomen door rechter mr. R. Cats en uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier R. Becker. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag, uitsluitend via een advocaat.