In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een kas en een waterbassin in Hazerswoude-Dorp. Eiser, een inwoner van Duitsland, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, dat op 6 juli 2018 een omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghoudster Murbo Holding B.V. voor de bouw van een kas en waterbassin, evenals het veranderen van drie in- en uitritten. Eiser betoogde dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en dat de vergunninghoudster niet op de juiste locatie mocht bouwen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor de sloop van een oude kas en de bouw van een nieuwe kas met een oppervlakte van 7200 m2. De rechtbank oordeelde dat de verleende vergunning niet voldoende gemotiveerd was, met name ten aanzien van het waterbassin, en dat de vergunninghoudster niet had aangetoond dat de bouw van de kas binnen de vereiste afstand van de perceelgrens was toegestaan. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking heeft op de bouw van de kas en het waterbassin, en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, omdat het niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en motivering. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming bij de verlening van omgevingsvergunningen, vooral in het kader van bestemmingsplannen en ruimtelijke ordening.