Verzoek en verweer
Het verzoek van de vrouw zoals dat nu luidt strekt tot:
echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij de vrouw;
primair: de inhoud van het ouderschapsplan op te nemen in de beschikking en (met handhaving van het overige in het ouderschapsplan gestelde) zowel primair als subsidiair: vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen, in die zin dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij de man zullen zijn:
gedurende het voetbalseizoen:
in het ene weekend van zaterdagochtend tot zaterdagavond van 9.00 uur tot 21.00 uur;
in het andere weekend van zaterdagochtend tot zondagavond van 9.00 uur tot 21.00 uur;
de helft van de vakanties en feestdagen, conform het aan het ouderschapsplan gehechte schema;
buiten het voetbalseizoen:
één weekend in de twee weken van vrijdagavond tot zondagavond 21.00 uur;
de helft van de vakanties en feestdagen, conform het aan het ouderschapsplan gehechte schema;
4. vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] van € 389,- per kind per maand, steeds per de eerste van iedere maand bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van een datum die de rechtbank in goede justitie oordeelt;
vaststelling van een bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van [jong-meerderjarige] van € 480,- per maand, steeds per de eerste van iedere maand bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van een datum die de rechtbank in goede justitie oordeelt;
5. vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 2.865,18 per maand, steeds per de eerste van iedere maand bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van een datum die de rechtbank in goede justitie oordeelt;
6. vaststelling van de (wijze van) verdeling van de huwelijksgemeenschap, zoals omschreven in paragraaf 27 e.v. van het inleidend verzoekschrift, het door de vrouw ingediende formulier “Verdelen en Verrekenen”, alsmede het door de vrouw onder 6. gestelde in haar verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken van de man;
7. veroordeling van de man tot het overleggen van alle financiële stukken (zakelijk en privé) van 2011 tot heden, de bankafschriften van al zijn bankrekeningen daaronder begrepen, bij gebreke waarvan de vrouw de rechtbank verzoekt de man te veroordelen tot het betalen van het overgespaarde inkomen van € 30.000,- per jaar sedert 2011, zijnde 8 jaar x € 30.000,- = € 240.000;
8. voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de [adres EW] , met de daarin bevindende inboedel, gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking;
9. te verklaren voor recht dat de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding van toepassing is op partijen;
10. de man te veroordelen tot het verlenen van zijn medewerking aan verevening van de pensioenen binnen 3 maanden na afgifte van deze beschikking en dat, bij gebreke van zijn medewerking, de beschikking in de plaats treedt van zijn medewerking;
11. de man te veroordelen tot het verlenen van zijn medewerking aan verdeling bij helfte van de (waarde van de) pensioenbeleggingsverzekering bij Avéro Achmea met polisnummer [nr. 1] , binnen 3 maanden na afgifte van deze beschikking en dat, bij gebreke van zijn medewerking, de beschikking in de plaats treedt van zijn medewerking;
12. toedeling van het doorlopend krediet van partijen bij ING met contractnummer [nr. 2] aan de man;
13. te verklaren voor recht dat de draagplicht van het doorlopend krediet van partijen bij ING met contractnummer [nr. 2] geheel voor rekening van de man komt;
14. met betrekking tot de gezamenlijke woning van partijen, de daarop rustende ING hypotheek en de daaraan gekoppelde Reaal beleggingsverzekering met nummer [nr. 3] :
toedeling van de woning aan de vrouw onder ontbindende voorwaarde van financiering, en in het geval het de vrouw niet lukt de financiering van de woning rond te krijgen, de vordering tot verdeling van de woning, de ING hypotheek en de Reaal beleggingsrekening uit te sluiten tot de jongste zoon van partijen [minderjarige 1] zijn VWO heeft afgerond (naar verwachting medio 2022 of 2023), onder vrijwaring van de man van de hypotheek;
te verklaren voor recht dat de hypotheek vanaf primair oktober 2018, subsidiair de peildatum de vrouw geheel toekomt;
te verklaren voor recht dat de waardevermeerdering van de aan de hypotheek gekoppelde spaarpolis vanaf primair oktober 2018, subsidiair de peildatum aan de vrouw toekomt;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert – onder referte van het verzoek onder 1 en 2 – verweer tegen de overige verzoeken, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Hiernaast heeft de man thans nog zelfstandig verzocht om:
de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen, in die zin dat de kinderen in de even weken bij de man verblijven en in de oneven weken bij de vrouw (met als wisselmoment maandagochtend) alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
het aandeel van beide ouders in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] , [minderjarige 1] en [jong-meerderjarige] te bepalen, voor wat de vrouw betreft op € 126,- per kind per maand, en voor wat betreft de man € 308,- per maand ten behoeve van [jong-meerderjarige] en € 171,- per kind per maand ten behoeve van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , dan wel zodanig bedrag(en) als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, waarbij de man zijn aandeel ten behoeve van [minderjarige 1] en [jong-meerderjarige] aan de vrouw en het aandeel ten behoeve van [minderjarige 2] aan [minderjarige 2] zal voldoen;
met betrekking tot de echtelijke woning te bepalen dat deze zal worden verkocht, tenzij de vrouw binnen zes weken na ontvangst van de in deze te wijzen beschikking aan de man een offerte overlegt waaruit volgt dat zij in staat is om de echtelijke woning toebedeeld te krijgen onder de verplichting om de man wegens overbedeling te betalen een bedrag van € 16.801,50, vermeerderd met de helft van de waardestijging van de beleggingspolis per 1 februari 2019, onder de verplichting om de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, met bepaling dat één en ander uiterlijk binnen drie maanden na het overleggen van de offerte dient te zijn geëffectueerd;
te verstaan dat de vrouw met ingang van 1 februari 2019 bij uitsluiting van de man de hypotheekrente en de premie van de aan de hypotheek gekoppelde spaarpolis draagt, onder vrijwaring van de man, ten gevolge waarvan de vrouw met ingang van voornoemde datum eveneens bij wijze van partneralimentatie in natura het deel van de hypotheekrente van de man voldoet, en derhalve de volledige hypotheekrenteaftrek toekomt, een en ander met inachtneming van de eigenwoningregeling;
alsmede te bepalen dat de vrouw uit hoofde van het onder 5. genoemde nog een bedrag van € 879,- jegens de man dient te voldoen, uit hoofde van de hypotheekbetaling van de man voor eenzelfde bedrag in maart 2019;
de wijze van de verdeling van de gemeenschappelijke goederen vast te stellen ten aanzien van de woning als genoemd onder 4. en ten aanzien van de inboedel, in onderling overleg te verdelen bij helfte;
de eventuele onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw in duur te limiteren tot maximaal vijf jaar en/of de duur van de echtscheidingsprocedure van partijen op de maximale partneralimentatietermijn in mindering te doen strekken, dan wel zodanige termijn als de rechtbank in goede justitie juist acht;
met afwijzing van het meer of anders door de vrouw gevorderde, alsmede te bepalen dat de vrouw gehouden is aan de man terug te betalen welk bedrag zij met inachtneming van de door de rechtbank te wijzen beschikking teveel aan (voorlopige) partneralimentatie heeft ontvangen met ingang van 13 februari 2019, dan wel met ingang van 5 december 2019, dan wel met ingang van zodanige datum als de rechtbank in goede justitie juist acht;
kosten rechtens;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.