ECLI:NL:RBDHA:2020:11193
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om uitstel voor indienen zienswijze in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een verzoek om uitstel voor het indienen van een zienswijze in het kader van een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B. de Haan, had op 21 juli 2020 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. K. Elias, niet in behandeling werd genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening.
Eiser had verzocht om uitstel voor het indienen van een zienswijze, omdat hij niet was verschenen op een afspraak met zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen essentieel is voor de besluitvormingsprocedure, maar dat er een termijn aan verbonden is. De rechtbank stelde vast dat het verzoek om uitstel niet voldeed aan de voorwaarden zoals beschreven in de Vreemdelingencirculaire, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om uitstel niet onzorgvuldig was en dat het bestreden besluit in overeenstemming was met de geldende regelgeving. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.