ECLI:NL:RBDHA:2020:11160
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inreisverbod van tien jaar opgelegd aan eiser wegens actuele bedreiging voor de samenleving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een inreisverbod van tien jaar dat aan de eiser is opgelegd. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H. El Hajoui, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de ongewenstverklaring van de eiser had opgeheven maar tegelijkertijd een inreisverbod had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser meerdere recente veroordelingen heeft voor geweldsdelicten, wat hem een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving maakt. De rechtbank oordeelde dat de veroordelingen van de eiser, ook al waren ze niet onherroepelijk, wel degelijk meegewogen mochten worden in de beoordeling van de situatie van de eiser.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een door artikel 8 van het EVRM beschermwaardig familieleven. De eiser had enkel verklaard dat hij zijn familieleden in Nederland wilde bezoeken, maar er waren geen objectieve belemmeringen voor zijn familieleden om hem in Marokko te bezoeken. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de eiser niet opwogen tegen de redenen voor het inreisverbod, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het inreisverbod af te zien of de duur ervan te verkorten. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.