Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
7 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen O. Ajdid.
Overwegingen
4.1. Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder g, van de Verordening 2015-2019 verlenen burgemeester en wethouders een voorrangsverklaring aan woningzoekenden die hun betreffende situatie niet op een andere wijze kunnen oplossen.
5.3. De vraag of sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard op grond waarvan van de regels zou kunnen worden afgeweken, is primair ter beoordeling van verweerder. De toepassing van deze bevoegdheid wordt door de rechter zeer terughoudend getoetst. Het standpunt van verweerder dat de woonsituatie van eiser niet uniek en uitzonderlijk is, acht de rechtbank niet onredelijk.
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 oktober 2020
.