ECLI:NL:RBDHA:2020:11129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
C/09/599863 / FA RK 20-6680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een man, geboren in 1985, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds februari 2020 bij begeleid wonen verblijft en dat hij bereid is om samen te werken met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De advocaat van de man heeft aangegeven dat het goed gaat met hem en dat hij vrijwillig wil meewerken aan de zorg. Echter, de casemanager heeft benadrukt dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de man niet medicatietrouw is.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de noodzaak van verplichte zorg om ernstig nadeel af te wenden, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, noodzakelijk zijn om de geestelijke gezondheid van de man te stabiliseren en te herstellen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, met inachtneming van de wettelijke beslistermijn en de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging. De machtiging geldt tot en met 1 april 2021.

De beschikking is gegeven door mr. H.A.G. Nijman, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/599863 / FA RK 20-6680
Datum beschikking: 22 oktober 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.G. Eckhardt te ’s-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 september 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 7 september 2020 ondertekende medische verklaring van
[psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 14 september 2020;
- een zorgplan van 10 september 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 16 september 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [casemanager] ;
- de vader van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft aangegeven dat hij sinds februari 2020 bij begeleid wonen verblijft, maar dat het doel is dat hij zijn zelfstandigheid terugkrijgt. De bereidheid van betrokkene om samen te werken met de GGZ is groot. Betrokkene wil een plek voor zichzelf vinden om te wonen en een plek binnen de maatschappij, zodat hij niet afhankelijk hoeft te blijven van de GGZ. Betrokkene heeft voorts aangegeven dat nu het moment is aangebroken om eigen verantwoordelijkheid te nemen. Betrokkene neemt de medicatie in en zijn ouders ondersteunen hem.
De advocaat heeft aangegeven dat het goed gaat met betrokkene en dat betrokkene vrijwillig wil meewerken. Ondanks dat het vinden van dagbesteding lastig is, is er een sterk sociaal netwerk en is betrokkene alleen op vakantie geweest. Volgens de advocaat is betrokkene voldoende gemotiveerd en zijn er in het verleden ook geen problemen geweest met de medicatie. De advocaat heeft aangegeven dat het op dit moment niet noodzakelijk is dat er een zorgmachtiging wordt verleend. Mocht de rechtbank de zorgmachtiging wel verlenen, dan heeft de advocaat verzocht alleen opname in een accommodatie als vorm van verplichte zorg op te nemen.
De casemanager heeft aangegeven dat beschermd wonen een goede invloed heeft op betrokkene en dat de juiste weg is ingezet naar meer verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. De casemanager acht het van belang dat er naast het innemen van medicatie aandacht komt voor dagbesteding. Door het hebben van dagbesteding kunnen de stemmen die betrokkene bepaalde opdrachten geven of invloeden die de gedachtegang van betrokkene doorkruisen naar de achtergrond worden gebracht. Op dit moment zijn er geen activiteiten en is er geen dagstructuur. Volgens de casemanager dient dit eerst meer vorm te krijgen voordat betrokkene meer eigen verantwoordelijkheid krijgt. De casemanager acht alle vormen van zorg noodzakelijk, mede gelet op het feit dat betrokkene recent alleen op vakantie is gegaan en daarbij geen medicatie heeft ingenomen.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 9 oktober 2019 is door de rechtbank een nieuwe voorwaardelijke machtiging verleend tot en met 1 oktober 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de verklaring van de casemanager is gebleken dat betrokkene tijdens zijn vakantie geen medicatie heeft ingenomen en uit de stukken is gebleken dat betrokkene niet medicatietrouw is. De rechtbank acht het van belang dat zodra er discussie ontstaat over de medicatie de hulpverlening daarin het laatste woord kan hebben. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Op dit moment wordt er gekeken naar wat de juiste medicatie is voor betrokkene en wordt er gezocht naar een goede dagbesteding. De dagbesteding kan, zo blijkt uit de verklaring van de casemanager, er voor zorgen dat invloeden naar de achtergrond gaan. Op dit moment is er echter nog geen dagbesteding en bij een eventuele terugval is het van belang dat betrokkene kan worden opgenomen en dat er verplichte zorg kan worden ingezet. De rechtbank acht de volgende vormen van verplichte zorg dan ook noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn, als ook na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 april 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.G. Nijman, rechter, bijgestaan door
K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.