ECLI:NL:RBDHA:2020:11129
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een man, geboren in 1985, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds februari 2020 bij begeleid wonen verblijft en dat hij bereid is om samen te werken met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De advocaat van de man heeft aangegeven dat het goed gaat met hem en dat hij vrijwillig wil meewerken aan de zorg. Echter, de casemanager heeft benadrukt dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de man niet medicatietrouw is.
De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de noodzaak van verplichte zorg om ernstig nadeel af te wenden, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, noodzakelijk zijn om de geestelijke gezondheid van de man te stabiliseren en te herstellen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, met inachtneming van de wettelijke beslistermijn en de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging. De machtiging geldt tot en met 1 april 2021.
De beschikking is gegeven door mr. H.A.G. Nijman, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.