ECLI:NL:RBDHA:2020:11055
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van de bestuurlijke dwangsom en ontvankelijkheid van de eisers
In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de aanvragen voor verblijfsvergunningen asiel zijn ingewilligd. De eisers waren van mening dat de vaststelling van de hoogte van de bestuurlijke dwangsom, die voortvloeide uit eerdere uitspraken van de rechtbank, niet correct was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de staatssecretaris binnen een bepaalde termijn een besluit moest nemen en dat er een dwangsom van € 100,- per dag zou worden verbeurd bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. De staatssecretaris heeft de aanvragen ingewilligd, maar eisers waren van mening dat zij recht hadden op twee aparte dwangsommen in plaats van één gezamenlijke dwangsom.
De rechtbank heeft op 1 oktober 2020 de zitting gehouden, maar eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft overwogen dat de eisers geen procesbelang hebben bij de beoordeling van hun beroepen, omdat de aanvragen inmiddels zijn ingewilligd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eisers zich in een materieel gunstigere positie niet kunnen bevinden, en heeft de beroepen om die reden niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.