Op 7 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek, die op 8 april 2019 was genomen. De rechtbank had het beroep op 12 december 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant het griffierecht niet had betaald en niet kon aantonen dat dit hem niet te verwijten was. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat hij in andere procedures wel vrijstelling voor het griffierecht heeft gekregen op basis van dezelfde inkomensinformatie.
De rechtbank overweegt dat het beroep op betalingsonmacht moet worden beoordeeld op basis van het inkomen en vermogen van de opposant in de periode na de eerste aanmaning tot betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst erop dat, indien een rechtzoekende misbruik van recht maakt door veelvuldige procedures te starten, dit kan leiden tot afwijzing van het beroep op betalingsonmacht, zelfs als het inkomen onder de bijstandsnorm ligt. De rechtbank concludeert dat in deze zaak sprake is van misbruik van recht, gezien de omstandigheden van de opposant en zijn eerdere procedures.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.