In deze procedure heeft een werknemer van de ambassade van Egypte een verzoek ingediend om de opzegging van haar arbeidsovereenkomst te vernietigen. De kantonrechter te Den Haag heeft op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. De werknemer, die sinds 2008 in dienst was, had een verzoekschrift ingediend omdat de werkgever, de Arabische Republiek Egypte, de arbeidsovereenkomst had opgezegd zonder de vereiste toestemming van het UWV. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet beschikte over de benodigde toestemming van het UWV en de werknemer niet schriftelijk had ingestemd met de opzegging. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer om de opzegging te vernietigen toegewezen en de werkgever veroordeeld om de werknemer te werk te stellen en haar loon door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtmatige wijze is beëindigd. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werkgever, als buitenlandse soevereine staat, geen immuniteit van rechtsmacht kan inroepen in deze zaak, omdat het geschil een arbeidsrechtelijke verhouding betreft. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.