ECLI:NL:RBDHA:2020:10953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
C-09-561673-HA ZA 18-1056
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een Amerikaans vonnis aan de Gazprombank-criteria in verband met overlijden van een procespartij

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Rofran Incorporated, een Amerikaanse onderneming, en een gedaagde die inmiddels is overleden. De procedure betreft de erkenning en tenuitvoerlegging van een Amerikaans vonnis, waarbij de gedaagde is veroordeeld tot betaling van $ 470.000 aan Rofran. De rechtbank heeft de vordering van Rofran beoordeeld aan de hand van de Gazprombank-criteria, die vereisen dat de buitenlandse beslissing voldoet aan internationale normen van rechtsmacht, behoorlijke rechtspleging en de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in hoger beroep is gegaan tegen het Amerikaanse vonnis en dat de erkenning van dit vonnis niet in strijd is met de Nederlandse rechtsorde. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de schorsingsakte die namens de overleden gedaagde was ingediend, niet rechtsgeldig was, omdat deze niet voldeed aan de vereisten van artikel 225 Rv. De rechtbank heeft de vordering van Rofran toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/561673 / HA ZA 18-1056
Vonnis in het incident en in de hoofdzaak van 28 oktober 2020
in de zaak van
ROFRAN INCORPORATEDte Clemont, Florida, Verenigde Staten van Amerika,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerder in incident,
advocaten mr. R.N. de Jong en mr. P. Roorda te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]te [plaats 1] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M. Verhoog te Alkmaar.
Partijen zullen hierna Rofran en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 oktober 2018, met producties 1 tot en met 10;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
  • het tussenvonnis van 9 januari 2019;
  • de akte tot schorsing ex artikel 225 Rv wegens overlijden procespartij, met productie 6, ingediend namens [gedaagde] ;
  • de akte overleggen productie, met productie 7, ingediend namens [gedaagde] ;
  • de akte uitlaten eiser ingediend namens Rofran;
  • de akte overleggen productie, met productie 8, ingediend namens [gedaagde] ;
  • de rolbeschikking van 22 mei 2020;
  • de schriftelijke toelichting, met producties 11 tot en met 13, ingediend namens Rofran;
  • de akte aanvulling verzoek tot schorsing ex artikel 225 Rv alsmede overlegging productie, met productie 9, ingediend namens [gedaagde] ;
  • de rolbeslissing van 15 juli 2020, waarin de rolrechter heeft besloten geen nadere schriftelijke toelichting door [gedaagde] toe te staan.
1.2.
Naar aanleiding van de in verband met COVID-19 door de rechtspraak getroffen maatregelen, zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door hen gewenste afdoening van de zaak. Partijen hebben eenstemmig gekozen voor de optie ‘schriftelijke toelichting’.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De
ultimate beneficiary ownervan Rofran is [A] (hierna: [A] ). [A] heeft de Nederlandse nationaliteit, woont in Nederland en heeft een vakantiewoning in Florida, Verenigde Staten.
2.2.
[gedaagde] is […] voor Nederland in Florida geweest.
2.3.
[A] en [gedaagde] hebben in 2009 en 2010 zaken met elkaar gedaan.
2.4.
In 2009 is de rechtspersoon naar Amerikaans recht FOBR One, LLC (hierna: FOBR) opgericht. In dat jaar heeft [A] via Rofran aan FOBR een lening verstrekt. Rofran een ‘
member’ van FOBR en [gedaagde] was de ‘
official manager’ van deze entiteit
2.5.
Op 31 december 2010 is FOBR geliquideerd en ontbonden. Na 21 november 2013 heeft Rofran geen rente meer ontvangen van FOBR via [gedaagde] . Omdat de rente en de lening niet zijn terugbetaald is Rofran in 2015 in de Verenigde Staten een procedure tegen [gedaagde] begonnen.
2.6.
In het procesdossier van de Amerikaanse procedure zit een ‘
Certificate of Compliance’ van de advocaat van Rofran, [Amerikaanse advocaat eiser] , waarin – voor zover van belang – staat:
“I HEREBY CERTIFY that the undersignd counsel contacted Defendant, [gedaagde] , a/k/a [gedaagde] , pro se on Friday, June 23, 2017 at 2:32 p.m. and requested to coordinate the above hearing date and time or any other hearing date and time convenient to said Defendant, but said Defendant has failed to respond to that request within three business days as required by the
Guidelines & Proceduresof this Court.
Dated: June 29, 2017”
2.7.
Op 12 juli 2017 heeft [gedaagde] aan de advocaat van Rofran een e-mail gestuurd, waarin – voor zover van belang – staat:

Dear Mr. [Amerikaanse advocaat eiser] ,
I have received your message in good order as well as the documentation regarding the
hearing on August 21st, 2017 at 10.45 AM.
Notice of Hearing
I herewith inform you that I will not be able to attend, because I will be overseas from July 31st till September 8, 2017. Let us discuss a date which is convenient for both of us, for which I like to thank you beforehand.
(…)
Request a change to defend myself lawfully”
2.8.
Op 21 augustus 2017 is een vonnis gewezen in de Amerikaanse procedure (
Final Summary Judgment van het Ninth Judicial Circuit Court in and for Osceola County, Florida, Civil Division, hierna: het Amerikaanse Vonnis).
2.9.
In het Amerikaanse Vonnis is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van $ 470.000 aan Rofran. In het Amerikaanse Vonnis staat voor zover van belang:

FINAL SUMMARY JUDGMENT
This cause coming on to be heard on August 21, 2017, upon
Plaintiff’s Motion for Partial Summary Judgment on Count I, and Plaintiff attended through counsel, but Defendant, [gedaagde] did not appear at all with or without counsel, and the Court having reviewed the record, and heard the arguments of Plaintiff’s counsel, and being otherwise fully advised in the premises, the Court finds that there is no genuine, triable issue of fact, and Plaintiff is entitled to judgment on Count I [breach of statutory duties of loyality and care, toevoeging rechtbank] as a matter of law, and therefore, IT IS HEREBY ORDERED, ADJUDGED AND DECREED that Plaintiff, Rofran Inc., [adres 1] , have and recovered judgment against [gedaagde] , a/k/a [gedaagde] , [adres 2] , in the amount of
$ 470,000.00with interest at the legal rate henceforth FOR ALL OF WHICH LET EXECUTION ISSUE.
DONE AND ORDERED in Chambers at Kissimmee, Osceola County, Florida, this 21st day of August, 2017.”
2.10.
[gedaagde] is niet in ‘
appeal’ (hoger beroep) gegaan tegen het Amerikaanse Vonnis.
2.11.
Op [datum] 2019 is [gedaagde] te [plaats 2] , Florida, Verenigde Staten, overleden.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Rofran vordert – samengevat – in de hoofdzaak veroordeling van [gedaagde] tot:
i. primair overeenkomstig het Amerikaanse Vonnis te veroordelen tot betaling aan Rofran van $ 470.000 te vermeerderen met de rente naar Amerikaans recht vanaf 21 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling;
ii. subsidiair het Amerikaanse Vonnis te erkennen inclusief de daarin opgenomen veroordelingen, op een wijze die uw Rechtbank in goede justitie verantwoordelijk acht;
iii. meer subsidiair de primair gevorderde veroordeling te baseren op een nieuwe inhoudelijke behandeling van het geschil, waarbij Rofran in de gelegenheid wordt gesteld om de relevante feiten en omstandigheden, alsmede de grondslagen van die vorderingen, aan te vullen en nader te onderbouwen;
met veroordeling in de proceskosten vermeerderd met nakosten en rente.
3.2.
Namens [gedaagde] is verweer gevoerd.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Namens [gedaagde] is bij akte verzocht om een schorsing van het geding op grond van artikel 225 lid 1 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), omdat [gedaagde] inmiddels is overleden.
4.2.
Rofran heeft betwist dat is voldaan aan de vereisten van artikel 225 Rv en heeft verzocht om voortzetting van de procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De advocaat van [gedaagde] heeft op de rol van 2 juli 2019 is een ‘akte tot schorsing ex artikel 225 Rv wegens overlijden procespartij’ genomen. Daarin staat alleen dat [gedaagde] is overleden en dat daarin grond bestaat voor schorsing van de procedure. Een rechtsgeldige schorsingsakte moet echter niet alleen de simpele mededeling van de ingeroepen schorsingsgrond doen, maar ook opgave doen van het rechtsfeit dat de met naam en toenaam vermelde (rechts)persoon/personen tot belanghebbende(n) maakt en de aanzegging dat schorsing plaatsvindt. Nu de akte niet vermeldt wie de schorsing inroept, is het geen rechtsgeldige schorsingsakte. Deze akte heeft dus geen schorsing doen intreden.
5.2.
Na deze akte is de procedure voortgezet, met een nieuwe dagbepaling van de comparitie na antwoord, die geen doorgang heeft gevonden, en vervolgens met een akte uitlaten voortprocederen en de schriftelijke procedure. Bij akte van 15 juli 2020 is de akte van 2 juli 2019 aangevuld, met de mededeling dat de beide zonen van [gedaagde] de nalatenschap hebben verworpen en dat [gedaagde] echtgenote [X] (hierna: [X] ) de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard. In deze akte is toegelicht dat bij gelegenheid van het nemen van de akte op 2 juli 2019 nog geen duidelijkheid kon worden gegeven over de vraag of er belanghebbenden waren en wie dit zijn of waren. Inmiddels is dit dus duidelijk, aangezien [X] , door haar beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap op 23 september 2019, als belanghebbende is aan te merken.
5.3.
De aanvullende schorsingsakte van 15 juli 2020 is tardief en wordt gepasseerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.4.
Artikel 225 Rv biedt de mogelijkheid tot schorsing van de procedure, in gevallen dat de zeggenschap van een procespartij overgaat op een ander. De dood van een partij is één van de in artikel 225 Rv opgenomen schorsingsgronden. De achtergrond van artikel 225 lid 1 sub a Rv is dat de erfgename(n) van de overleden procespartij onverhoeds de zeggenschap krijgen over het procesbeleid van de lopende procedure, maar wellicht behoefte heeft aan onderzoek naar de stand van de zaak en/of beraad. Het gaat hier dus om een beschermingsbepaling ten behoeve van de erfgenamen, aan wie enig respijt moet worden geboden opdat zij zich kunnen beraden of maatregelen kunnen treffen die hen in staat stellen om hun processuele positie goed uit te oefenen. Schorsing heeft naar haar aard een tijdelijke strekking. Inherent aan schorsing is dat de aanhangige procedure op termijn wordt hervat of doorgehaald.
5.5.
Ten tijde van het nemen van de aanvullende akte was ruim een jaar verstreken na het overlijden van [gedaagde] . [X] heeft voorts meer dan een jaar geleden, op 23 september 2019, de verklaring tot aanvaarding van de nalatenschap getekend, waarbij zij de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard. In de aanvullende akte wordt het tijdverloop van enige maanden tussen het overlijden van [gedaagde] en de aanvaarding van de nalatenschap door [X] verklaard door de omstandigheid dat [X] en de andere erfgenamen, die de nalatenschap hebben verworpen, zich moesten beraden op hun juridische positie. De kennelijke bedoeling van de aanvullende akte is om alsnog schorsing van de procedure te bewerkstelligen. Deze aanvulling heeft echter pas plaatsgehad nadat de procedure na de ongeldige schorsingsakte was voortgezet en ruimschoots na ommekomst van een redelijk te achten periode van respijt voor de erfgenamen van [gedaagde] . Dat maakt deze aanvulling tardief. Of, zoals Rofran aanvoert, er nog meer gebreken kleven aan de aanvullende schorsingsakte en de kanttekeningen die zij zet bij de positie van [X] , kan onbesproken blijven. De procedure wordt voortgezet op naam van [gedaagde] als oorspronkelijke partij.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

Beslissingen van vreemde rechters

6.1.
Rofran vordert [gedaagde] te veroordelen overeenkomstig het Amerikaanse Vonnis, namelijk tot betaling aan Rofran van $ 470.000 vermeerderd met de rente naar Amerikaans recht vanaf 21 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling. Rofran doet hierbij een beroep op artikel 431 lid 2 Rv en stelt primair dat het Amerikaanse Vonnis voldoet aan de vereisten uit het Gazprombank-arrest [1] . Namens [gedaagde] is als verweer gevoerd dat de vordering van Rofran niet kan worden toegewezen nu i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven niet berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is; ii) het Amerikaanse Vonnis tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die niet voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging en iii) het Amerikaanse Vonnis in strijd is met de openbare orde.
6.2.
Partijen nemen met juistheid tot uitgangspunt dat tussen Nederland en Amerika geen verdrag bestaat op grond waarvan het Amerikaanse Vonnis direct voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking komt. Rofran beroept zich daarom op artikel 431 lid 2 Rv. De procedure op grond van dat artikellid kan op twee manieren worden ingestoken. Ten eerste kan er een volledig nieuwe inhoudelijke behandeling van het geschil worden gevraagd van de Nederlandse rechter, waarbij de Nederlandse rechter het geding zelfstandig beoordeelt en beslist, los van het oordeel van de buitenlandse rechter. Er kan echter ook worden gekozen voor een zogenaamde ‘verkapte exequaturprocedure’, waarbij getoetst wordt aan de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria (de Gazprombank-criteria). De primaire vordering van Rofran ziet op deze tweede mogelijkheid.
Gazprombank-criteria
6.3.
Een buitenlandse beslissing wordt in Nederland in beginsel erkend indien: [2]
i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is; en
ii) de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging; en
iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde; en
iv) de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Eerste criterium
6.4.
De rechtbank gaat allereerst in op de vraag of in deze zaak is voldaan aan het eerste Gazprombank-vereiste. Met betrekking tot dat vereiste is beslissend of de vreemde rechter op een internationaal algemeen aanvaarde grond rechtsmacht toekwam. Het commune internationaal bevoegdheidsrecht is hier leidend, niet het internationaal bevoegdheidsrecht van de vreemde rechter, noch het Nederlands internationaal bevoegdheidsrecht. Het gaat dus niet om de grond waarop de vreemde rechter zijn bevoegdheid daadwerkelijk heeft aangenomen, maar of deze bevoegdheid aangenomen kan worden op een internationaal algemeen aanvaarde grond. Daarbij geldt als hoofdregel dat bevoegd is de rechter van de woon- of gewone verblijfplaats van de gedaagde partij (het forum rei). Het aannemen van bevoegdheid van een andere rechter dan die van het land waar de gedaagde woont of verblijft, is in de regel enkel mogelijk wanneer sprake is van bijzondere bijkomende omstandigheden. Een uitzondering op voormelde hoofdregel moet daarom niet zonder meer én niet te snel worden aangenomen.
6.5.
Rofran wijst erop dat op 1 februari 2016 de oproeping (hierna: Summons) van 22 december 2015 voor de
Ninth Judicial Circuit Court in and for Osceola County, Floridamet daarbij de dagvaarding (hierna: Complaint) van 21 december 2015 aan [gedaagde] op zijn woonadres in [plaats 2] , Florida, in persoon zijn betekend. Op 14 juli 2016 heeft [gedaagde] via zijn Amerikaanse advocaat de stellingen van de
Complaintbetwist. De bevoegdheid van de aangezochte Amerikaanse rechter is daarbij niet betwist. Met instemming van [gedaagde] , heeft op 13 januari 2017 zijn Amerikaanse advocaat zich uit de procedure teruggetrokken. De Amerikaanse advocaat van Rofran heeft contact opgenomen met [gedaagde] op 23 juni 2017 en na uitblijven van contact [gedaagde] op 30 juni 2017 per post opgeroepen op zijn woonadres in Florida voor een hoorzitting op 21 augustus 2017. Op de zitting is [gedaagde] niet verschenen.
6.6.
[gedaagde] heeft wel gesteld, maar niet gemotiveerd waarom niet is voldaan aan criterium (i) van de Gazprombank-criteria. De rechtbank is van oordeel dat de Amerikaanse rechter op grond van het forum rei internationale bevoegdheid heeft kunnen aannemen nu [gedaagde] niet heeft betwist dat hij woonplaats heeft in [plaats 2] , Florida.
Tweede criterium
6.7.
Rofran stelt dat ook voldaan is aan het tweede Gazprombank-criterium. Het Amerikaanse Vonnis is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging nu de
Summons en Complaintop het woonadres van [gedaagde] zijn betekend. Vervolgens heeft [gedaagde] op 14 juli 2016 via zijn Amerikaanse advocaat alleen de stellingen van de
Complaintbetwist en een aantal niet onderbouwde weren gevoerd en daarbij niet de bevoegdheid van de aangezochte Amerikaanse rechter betwist. De Amerikaanse advocaat van Rofran heeft [gedaagde] op 23 juni 2017 gecontacteerd zonder resultaat en op 30 juni 2017 per post opgeroepen op zijn woonadres in Florida voor een hoorzitting op 21 augustus 2017. [gedaagde] (of zijn advocaat) is vervolgens niet op deze hoorzitting verschenen, aldus Rofran.
6.8.
Namens [gedaagde] is betoogd dat niet is voldaan aan het tweede Gazprombank-criterium, nu in strijd met de waarheid door de Amerikaanse advocaat van [gedaagde] aan de rechter aldaar op 29 juni 2017 is medegedeeld dat [gedaagde] niets heeft laten horen. [gedaagde] heeft namelijk wel degelijk contact gehad met de Amerikaanse advocaat van Rofran, in de onder 2.7 bedoelde mail van 12 juli 2017, waarin hij ook heeft gevraagd om een datum voor de hoorzitting af te spreken.
6.9.
Het tweede criterium betreft de wijze waarop de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen, namelijk in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. De daaraan te stellen eisen vallen ten minste samen met de criteria voor een
fair trialals bedoeld in artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en beperken zich tot de beoordeling van de wijze waarop de beslissing procedureel tot stand is gekomen. De vraag of de beslissing van de Amerikaanse rechter inhoudelijk juist is, dient hierbij buiten beschouwing te worden gelaten.
6.10.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de e-mail van 12 juli 2017 dat [gedaagde] bekend was met de zittingsdatum, maar heeft hij aangegeven verhinderd te zijn op deze datum. Ook volgt uit de hiervoor genoemde e-mail dat [gedaagde] verweer wilde voeren tegen de vordering van Rofran. Gesteld noch gebleken is echter dat [gedaagde] heeft geprobeerd uitstel te verkrijgen van de Amerikaanse rechtbank. Vervolgens is [gedaagde] – en/of een advocaat namens hem – niet verschenen op de aangekondigde hoorzitting om verweer te voeren. [gedaagde] is veroordeeld bij gebrek aan verweer.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij volgens de procedureregels van de Amerikaanse rechtbank binnen drie werkdagen op de Amerikaanse advocaat van Rofran diende te reageren op het verzoek om een datum te af te stemmen voor een hoorzitting. De e-mail van 12 juli 2017 valt buiten de termijn van drie werkdagen voor zowel het gezochte contact op 23 juni 2017 als de oproeping per post van 30 juni 2017 voor zover de genoemde termijn eveneens voor deze oproeping zou gelden. Door Rofran is gemotiveerd betwist dat [gedaagde] vóór 12 juli 2017 contact zou hebben opgenomen. [gedaagde] heeft niet met stukken onderbouwd dat hij binnen drie werkdagen op het bericht heeft gereageerd. Op basis van het voorgaande neemt de rechtbank aan dat het Amerikaanse Vonnis tot stand is gekomen in overeenstemming met het beginsel van hoor en wederhoor.
6.11.
Namens [gedaagde] is ook nog betoogd dat niet is voldaan aan het tweede Gazprombank-criterium omdat het vonnis tot stand zou zijn gekomen door onjuiste voorlichting van de rechter. Volgens [gedaagde] heeft de advocaat van Rofran verzuimd de rechter juist en volledig te informeren over het verweer van [gedaagde] , meer specifiek is niet vermeld dat [A] /Rofran op de hoogte was van de liquidatie van FORB, en daarnaast zou de hoogte van de vordering(en) van Rofran niet juist zijn weergegeven. Rofran betwist dat zij de rechter onjuist heeft voorgelicht en verwijst naar haar productie 7 - “
Plaintiff’s Motion for Partial Summary Judgment on Count I”-, waarin Rofran haar vordering nader heeft onderbouwd.
6.12.
Naar de rechtbank begrijpt doet [gedaagde] een beroep op artikel 21 Rv, de waarheidsplicht voor partijen. Op deze bepaling naar Nederlands recht kan [gedaagde] geen beroep doen, ter onderbouwing van een gebrek in de Amerikaanse rechtsgang.
[gedaagde] heeft verder niet geconcretiseerd dat en waarom sprake is geweest van een onbehoorlijke rechtsgang in de Amerikaanse procedure en/of dat die procedure niet volgens de daarop toepasselijke regels is gevoerd.
6.13.
[gedaagde] betwist niet dat de procedurele stukken zoals de
Summonsen de
Complaintaan hem zijn betekend op zijn woonadres in Florida. De rechtbank oordeelt dan ook dat [gedaagde] behoorlijk is opgeroepen. Dat [gedaagde] om hem moverende redenen heeft afgezien van verschijning – al dan niet via een advocaat – op de hoorzitting van 21 augustus 2017 om daar vervolgens verweer te voeren tegen de vordering van Rofran dient voor zijn rekening en risico te blijven. De Amerikaanse rechter heeft [gedaagde] de gelegenheid geboden tot het voeren van verweer, terwijl [gedaagde] in ieder geval aan het begin van de procedure bijstand heeft gehad van een advocaat. Rofran wijst onweersproken erop dat [gedaagde] een mogelijkheid had om in hoger beroep te gaan, maar dit niet heeft gedaan. Voor [gedaagde] stond dus een effectief rechtsmiddel open tegen het Amerikaanse Vonnis.
6.14.
De conclusie van de rechtbank is dan ook dat op basis van het voorgaande niet kan worden aangenomen dat het Amerikaanse Vonnis tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die niet voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. Ook aan het tweede vereiste voor erkenning zoals verwoord in het Gazprombank-arrest is dus voldaan.
Derde criterium
6.15.
Het derde criterium beoogt (evenals het tweede criterium) te voorkomen dat in de Nederlandse rechtsorde een buitenlandse rechterlijke beslissing tot gelding komt die naar haar totstandkoming of haar inhoud in strijd is met de beginselen en waarden die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel moeten worden aangemerkt. Bij de beoordeling of aan deze voorwaarden is voldaan, geldt niet het beginsel van wederzijds vertrouwen in de rechtsbedeling van de staat van herkomst, dat ten grondslag ligt aan internationale regelingen over erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen. Bij de beoordeling of is voldaan aan het derde criterium gaat het er niet om of de buitenlandse beslissing juist is. Dit brengt mee dat ook een rechterlijke beslissing die binnen de Nederlandse rechtsorde als onjuist wordt aangemerkt, kan worden erkend.
6.16.
De door [gedaagde] ingenomen en door Rofran betwiste stelling dat executie van het Amerikaanse Vonnis misbruik van recht oplevert en daarom niet aan het derde Gazprombank-criterium voldoet, gaat niet op bij gebreke van een voldoende concretisering.
6.17.
Voorts voert [gedaagde] aan dat niet voldaan is aan het derde Gazprombank-criterium nu [gedaagde] geen volwaardig recht tot toegang tot de rechter had, omdat hij niet de beschikking had over voldoende financiële middelen. De erkenning van het vonnis is in strijd met artikel 18 lid 2 van de Grondwet en artikel 6 EVRM, nu [gedaagde] zich niet kon laten bijstaan door een kundig advocaat of rechtshulpverlener, aldus nog steeds [gedaagde] . Rofran heeft betwist dat sprake is van strijdigheid met de Nederlandse openbare orde en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat in de Verenigde Staten procesvertegenwoordiging niet verplicht is. Tevens heeft Rofran aangevoerd dat er diverse mogelijkheden zijn om gebruik te maken van gefinancierde rechtshulp of gratis rechtshulp.
6.18.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] onvoldoende geconcretiseerd dat erkenning van het Amerikaanse Vonnis leidt tot strijdigheid met de Nederlandse openbare orde. Kennelijk kon [gedaagde] zich in de ‘
pre-trial discovery of documents’-fase van de procedure wel laten bijstaan door een advocaat. [gedaagde] stelt voorts niets concreets waaruit volgt dat hij tijdens de hoorzitting op 21 augustus 2017 vanwege een gebrek aan financiële middelen geen advocaat kon betalen, dat hij geen aanspraak kon maken op rechtshulp en dat vertegenwoordiging door een advocaat verplicht was in de Amerikaanse procedure, waardoor [gedaagde] ook niet zelf in persoon heeft kunnen verschijnen. In de e-mail van 12 juli 2017 van [gedaagde] aan de advocaat van Rofran heeft [gedaagde] enkel aangegeven dat hij op het moment van de geplande hoorzitting niet in het land is, maar niet dat sprake is van financiële redenen waardoor hij niet aanwezig kan zijn. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de stellingen van [gedaagde] .
Vierde criterium
6.19.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat is voldaan aan het vierde (iv) criterium van het Gazprombank-arrest. De buitenlandse beslissing is daarmee niet onverenigbaar met een tussen Rofran en [gedaagde] gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter tussen partijen in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust (en op voorwaarde dat die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is).
6.20.
Gelet op het bovenstaande kan de primaire vordering van Rofran worden toegewezen, zoals hierna vermeld. De subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van Rofran kunnen onbesproken blijven.
Proceskosten
6.21.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rofran worden begroot op:
- dagvaarding € 99,91
- overige explootkosten 232,14
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
9.297,00(3 punten × tarief VII € 3.099,00)
Totaal € 13.575,05
6.22.
Voor een aparte veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, aangezien de nakosten reeds in de proceskosten zijn begrepen. Wel zal de rechtbank de nakosten begroten.

7.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
7.1.
wijst af het verzoek tot schorsing;
in de hoofdzaak
7.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Rofran te betalen een bedrag van $ 470.000 (vierhonderd zeventig duizend Amerikaanse dollar ), vermeerderd met de wettelijke rente naar Amerikaans recht over het toegewezen bedrag met ingang van 21 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling;
7.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Rofran tot op heden begroot op € 13.575,05;
7.4.
begroot de nakosten op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de volledige voldoening;
7.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2020. [3]

Voetnoten

1.HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838 (Gazprombank).
2.Vgl. het eerder genoemde Gazprombank-arrest.
3.type: 2753