ECLI:NL:RBDHA:2020:10905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
09/185068-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en openlijk geweld met mes in 's-Gravenhage

Op 30 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en openlijk geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 14 juli 2020 in 's-Gravenhage, waar de verdachte met een mes een andere persoon heeft gestoken tijdens een confrontatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer heeft aangevallen, waarbij hij stekende bewegingen heeft gemaakt. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer wilde afschrikken, maar de rechtbank oordeelde dat zijn handelen gericht was op het toebrengen van letsel. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte zelf de confrontatie had gezocht en er geen sprake was van een onmiddellijke dreiging. De rechtbank achtte de poging tot doodslag en openlijk geweld wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en het mes dat bij de feiten was gebruikt werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/185068-20
Datum uitspraak: 30 oktober 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Justitieel Complex Schiphol, te
Badhoevedorp.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P Tuinenburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.M.V. Bandhoe naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2020 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [naam aangever] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp
- in de romp en/of het lichaam van die [naam aangever] heeft gestoken en/of
- stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de romp en/of het lichaam van die [naam aangever] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juli 2020 te 's-Gravenhage
[naam aangever] heeft mishandeld
door die [naam aangever]
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de romp en/of het lichaan te stekenen en/of
- te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2020 te 's-Gravenhage
openlijk, te weten op/aan de Laan van Reagan en Gorbatsjov, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen te weten [naam aangever]
door
- toe te lopen op die [naam aangever] en/of die [naam aangever]
- te slaan en/of te stompen en/of,
- beet te pakken en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te steken en/of te snijden,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten steek- en/of snijwonden in de romp, voor die [naam aangever] ten gevolge heeft gehad

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde en refereert zich voor wat betreft het onder 1 subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit voor wat betreft de eerste drie gedachtestreepjes en zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op 15 juli 2020 heeft [naam aangever] aangifte gedaan van een poging tot doodslag. Aangever verklaart dat hij in de avond van 14 juli 2020 in een park nabij het Malieveld in Den Haag samen met twee vrienden aan het drinken was. Aangever verklaart dat hij vanuit een groep van drie, voor hem onbekende, mannen meerdere keren gestoken is. [2] Uit de geneeskundige verklaring die is opgesteld door een chirurg van HMC Westeinde blijkt dat er bij aangever één steekwond is waargenomen caudaal van de linkertepel en één steekwond laag in de linkerflank. Daarnaast is bij aangever een klaplong geconstateerd. [3]
Er zijn camerabeelden gemaakt door politiecamera’s op de Rijnstraat met uitzicht op – onder meer – de Laan van Reagan en Gorbatsjov. [naam verbalisant] heeft op de camerabeelden waargenomen dat op 14 juli 2020 omstreeks 19:25 uur drie lichtgetinte mannen bij elkaar lopen. Eén man heeft kort donker haar en is goed te herkennen aan zijn shirt met lange mouwen. De man draagt een donker schoudertasje. Deze man lijkt erg opgefokt en kijkt zo nu en dan achterom. De twee andere mannen proberen de opgefokte man te kalmeren. De opgefokte man draait zich om, strekt zijn armen omhoog en begint te klappen. Dit lijkt allemaal in de richting van een persoon of personen. Deze persoon of personen zijn nog niet op de camera te zien. De mannen lopen door naar een bankje waar rugzakken liggen. De opgefokte man draait zich wederom om en kijkt in een richting. De man strekt zijn rechterarm en wenkt met zijn hand. Hij lijkt te zeggen: “kom dan, kom dan.”. Eén van de twee mannen die met hem mee lopen, probeert de opgefokte man te kalmeren en lijkt te zeggen dat hij rustig moet zijn. De opgefokte man wordt wat wilder en het lijkt erop alsof hij in de richting van een persoon of personen wil lopen. De opgefokte man wordt tegengehouden door één van de twee mannen die bij hem lopen.
In beeld verschijnen drie blanke mannen die in versnelde pas komen aanlopen. Zij lopen in de richting van de opgefokte man. De mannen worden door de verbalisant aangeduid als man 1, man 2 en man 3. Man 1 gaat direct de confrontatie aan met de man die alles probeert te bedaren. Man 1 wijst in de richting van de eerder genoemde opgefokte man, die door de verbalisant wordt aangeduid als het slachtoffer. Het slachtoffer loopt naar de drie blanke mannen en zoekt de confrontatie op. Slachtoffer pakt man 3 beet, die zich vervolgens losrukt. Slachtoffer loopt iets weg uit de groep, waarna man 2 het slachtoffer uitdaagt door met zijn handen het gebaar te maken “kom dan, kom dan”. Het slachtoffer doet zijn schoudertas af en probeert met een enorme zwaai man 1 te raken. De tas vliegt over de groep heen en belandt op de weg. Man 1 probeert het slachtoffer beet te pakken, waarna het slachtoffer probeert om de schoudertas van man 1 te pakken. De drie mannen vallen het slachtoffer aan en alle vier de mannen slaan om zich heen. De groep verplaatst zich vervolgens van het bankje in de richting van het grasveld. Te zien is dat man 1 met zijn rechterarm een steekbeweging maakt in de richting van de borst van het slachtoffer. De groep verplaatst zich vervolgens in de richting van het grasveld, waarbij te zien is dat man 1 wederom een steekbeweging maakt naar het bovenlichaam van het slachtoffer. Het slachtoffer wordt vervolgens beetgepakt en geslagen, waardoor deze valt. Nadat het slachtoffer is opgestaan raapt hij zijn schoudertas op. Man 1 staat op anderhalve meter van het slachtoffer en het slachtoffer probeert hem te slaan. Te zien is dat man 1 de klap probeert af te weren en direct daarop een stekende beweging maakt in de richting van de buik van het slachtoffer. Te zien is dat man 1 het slachtoffer raakt. [4]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangever hem en de twee andere mannen – de rechtbank begrijpt: [naam 1] en [naam 2] – heeft aangevallen, waarna de verdachte een mes tevoorschijn heeft gehaald. De verdachte wilde aangever laten schrikken, zodat deze hen met rust zou laten. De verdachte heeft steekbewegingen gemaakt om aangever af te schrikken. Het was niet de bedoeling om hem te raken. De verdachte hoorde pas dat hij aangever had geraakt toen de politie naar hem toe kwam. [5]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die op de beelden als man 1 wordt aangeduid en die het slachtoffer heeft beetgepakt en geslagen. Daarnaast kan worden vastgesteld dat de verdachte ook degene is geweest die met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het slachtoffer en hem daarbij tweemaal daadwerkelijk heeft gestoken.
Volgens de raadsman levert dat geen poging tot doodslag op omdat er geen reëel risico bestond dat het slachtoffer door het handelen van de verdachte zou komen te overlijden. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft het slachtoffer tweemaal gestoken: eenmaal onder de linkertepel en eenmaal in de linkerflank. Daarnaast heeft de verdachte stekende bewegingen gemaakt in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer. In het bovenlichaam bevinden zich – naar algemeen bekend is – vitale organen, zoals het hart en de longen. Het met een mes – meermaals – insteken op het bovenlichaam van een persoon en stekende bewegingen maken in de richting van het bovenlichaam van die persoon is, bezien naar de uiterlijke verschijningsvorm, het begin van uitvoering van het doden van die persoon. Omdat deze gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht zijn op het trachten te doden van het slachtoffer, kan het - behoudens aanwijzingen voor het tegendeel - niet anders zijn dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. De enkele omstandigheid dat de steekverwondingen (gelukkig) niet diep zijn, rechtvaardigt in de gegeven omstandigheden niet de conclusie dat de verdachte met (te) geringe kracht moet hebben gestoken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte door stekende bewegingen te maken naar en te steken in het bovenlichaam van het slachtoffer voorwaardelijk opzet heeft gehad op diens dood. De rechtbank acht daarmee de onder feit 1 tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Daarnaast heeft de verdachte zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen het slachtoffer. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer immers in het openbaar, namelijk op de Laan van Reagan en Gorbatsjov, beetgepakt en geslagen en de verdachte heeft het slachtoffer met een mes gestoken. Door dit handelen heeft het slachtoffer letsel opgelopen. De rechtbank acht dan ook eveneens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het onder feit 2 tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 14 juli 2020 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [naam aangever] opzettelijk van het leven te beroven,
met een mes
- in de romp van die [naam aangever] heeft gestoken en
- stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de romp van die [naam aangever] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 14 juli 2020 te 's-Gravenhage
openlijk, te weten op de Laan van Reagan en Gorbatsjov
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam aangever]
door die [naam aangever]
- te slaan en
- beet te pakken en
- met een mes te steken,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten steekwonden in de romp, voor die [naam aangever] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor een geslaagd beroep op noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze rechtvaardigingsgrond beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als “verdediging”, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht (zie het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456).
Gelet op het hierboven geschetste juridisch kader is van belang dat uit de hierboven weergegeven beschrijving van de camerabeelden van het incident blijkt dat er twee fases zijn te onderscheiden. De eerste fase behelst de beelden waarop het slachtoffer een opgefokte indruk maakt en door twee andere mannen in bedwang wordt gehouden. Van een directe, of ophanden zijnde, dreiging richting de verdachte of zijn mededaders blijkt in die fase niet. Het enkele schreeuwen of het door middel van gebaren mogelijk uitdagen van de verdachte en zijn mededaders kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden opgevat als een onmiddellijk dreigend gevaar van een aanranding, zoals bedoeld in artikel 41, eerste lid Sr. De tweede fase begint op het moment dat op de camerabeelden de verdachte en zijn mededaders in beeld komen. Daarop is te zien dat de verdachte direct de confrontatie aangaat met de man die het slachtoffer in bedwang probeert te houden en dat hij wijst naar het slachtoffer. Het slachtoffer, op zijn beurt, gaat de confrontatie aan met man 3, waarna man 2 het slachtoffer uitdaagt. Nadat het slachtoffer zijn tas richting de verdachte gooit, maar deze daarbij niet raakt, valt de verdachte het slachtoffer aan, daarbij geholpen door de andere mannen. Vervolgens verplaatst de groep zich, waarna het de verdachte is die stekende bewegingen maakt richting het slachtoffer.
Gelet op de feitelijke toedracht van de confrontatie tussen de verdachte, zijn mededaders en het slachtoffer, is de rechtbank van oordeel dat er voor de verdachte op geen enkel moment de noodzaak is geweest om zich te verdedigen tegen een aanval door het slachtoffer, of tegen de onmiddellijke dreiging daarvan, laat staan dat er enige noodzaak bestond om zich te verdedigen met gebruikmaking van een mes. Uit de geschetste gang van zaken doemt veeleer het beeld op van een verdachte die zich willens en wetens, terwijl hij in het bezit was van een mes, mengt in een opstootje en zelf de confrontatie met het slachtoffer aangaat. De gedragingen van de verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan te merken als aanvallend van aard en niet als verdedigend. Daarbij komt dat de schermutseling plaatsvond op de openbare weg naast een groot grasveld, waar voldoende mogelijkheid was voor de verdachte om zich te onttrekken. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich ook had moeten onttrekken, vanwege zijn initiërende rol in het geheel. Anders gezegd: de verdachte zocht de confrontatie op en had de gelegenheid om die confrontatie te beëindigen. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat, indien de rechtbank het beroep op noodweer niet honoreert, de verdachte een beroep toekomt op noodweerexces, zoals bedoeld in artikel 41, tweede lid, Sr.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie (zie de bespreking van het beroep op noodweer), zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt.
Het verweer wordt verworpen.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank in overweging gegeven dat, indien tot strafoplegging wordt gekomen, aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en aan openlijke geweldpleging. Het slachtoffer is gestoken met een mes en geslagen. Het letsel is gelukkig zeer beperkt gebleven. De rechtbank constateert dat verdachte niet alleen de confrontatie aan gaat met een voor hem onbekende en opgefokte man daarbij ook nog een mes gebruikt. Het is zorgelijk dat de verdachte zich – kennelijk – door woord en gebaar heeft laten provoceren en daarbij het gebruik van geweld niet schuwt. Daar komt bij dat de verdachte op het moment van de schermutseling, net als zijn mededaders en het slachtoffer, onder invloed van alcohol verkeerde want hij had, zo verklaard hij bij de rechter-commissaris, die dag vier flessen wijn gedronken.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten pas tweeënhalve maand in Nederland verbleef, dakloos was en via de daklozenopvang aan eten kwam. De verdachte gebruikt medicijnen in verband met schizofrenie. Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 september 2020 blijkt verder dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Hoewel hij dit eerder ontkende, heeft de verdachte ter zitting zijn verantwoordelijkheid genomen en toegegeven dat hij inderdaad degene was die tijdens de schermutseling een mes trok en stekende bewegingen heeft gemaakt. Ook heeft de verdachte ervan blijk gegeven dat hij inziet dat hij anders had kunnen en moeten handelen en dat zijn alcoholgebruik zijn handelen op een negatieve wijze heeft beïnvloed. De rechtbank houdt hier in positieve zin rekening mee.
De verdachte is een jonge, kwetsbare man met problemen op verschillende leefgebieden. Het (excessief) gebruik van alcohol, het gebrek aan een concreet en haalbaar toekomstperspectief en het zwervend bestaan in een land waar hij vrijwel geen sociaal netwerk heeft, baren de rechtbank zorgen. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, waarbij met name de poging tot doodslag veel gewicht in de schaal legt, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter een aanmerkelijk lagere gevangenisstraf, van hieronder te noemen duur, opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft hierbij gelet op alle voormelde omstandigheden, en in het bijzonder de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp (te weten: het onder de verdachte inbeslaggenomen mes) verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de bewezenverklaarde feiten zijn begaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 45, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, primair, en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 (DRIE) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1 STK Zakmes (Omschrijving: rood);
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Kelkensberg, voorzitter,
mr. E.A.G.M. van Rens, rechter,
mr. K.C.J. Vriend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 oktober 2020.
Bijlage I
Beslaglijst
1 STK Zakmes (omschrijving: rood)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020207188-21, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, (doorgenummerd blz. 1 t/m 133).
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 64.
3.Een geschrift, te weten geneeskundige verklaring, blz. 146.
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 66.
5.Proces-verbaal van de terechtzitting van 16 oktober 2020 voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte op dit punt.