ECLI:NL:RBDHA:2020:10902
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep asiel en ontvankelijkheid van het beroep na onjuiste bekendmaking
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Guinese nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat de eiser op 24 december 2019 zonder bekende bestemming was vertrokken en er geen gemachtigde bekend was. Eiser stelde dat hij pas op 3 juli 2020 kennis had genomen van het bestreden besluit, dat aan zijn bewaringsdossier was toegevoegd. De rechtbank moest beoordelen of het beroep ontvankelijk was, gezien de termijn van één week na bekendmaking van het besluit. De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van het besluit niet rechtsgeldig was, omdat er wel degelijk een gemachtigde bekend was, en dat het beroep dus binnen de termijn was ingediend.
Vervolgens kwam de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen belang meer had bij de procedure, omdat hij op 29 juli 2020 met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank overwoog dat er geen bewijs was dat eiser niet aan de meldplicht had voldaan en dat hij nog steeds bescherming zocht. Echter, gezien het feit dat eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting verschenen en er geen communicatie was over de voortgang van de procedure, concludeerde de rechtbank dat eiser geen prijs meer stelde op de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.