ECLI:NL:RBDHA:2020:10799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
09/842368-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor meermalen seksueel misbruik van minderjarige neefjes met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding aan slachtoffers

Op 29 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige verdachte, die is veroordeeld voor het meermalen seksueel misbruiken van zijn drie minderjarige neefjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met de neefjes, die op verschillende momenten plaatsvonden, voornamelijk tijdens logeerpartijen. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder een behandeling voor zijn stoornis, een contactverbod met de slachtoffers en een verbod op contact met minderjarigen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het vergoeden van immateriële schade aan de slachtoffers, elk voor een bedrag van € 5.000,-. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de uitspraak. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige zedenmisdrijven, die een grove inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers met zich meebrachten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapporten die de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte bevestigen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842368-20
Datum uitspraak: 29 oktober 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 augustus 2020 (pro forma) en 15 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. R.G. van der Laan naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij met zijn drie toen minderjarige neefjes [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , (ontuchtige) handelingen heeft gepleegd, mede bestaand uit het seksueel binnendringen van hun lichamen.
De tekst van de gehele tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 2 december 2019 hebben een jeugdbeschermer van het Leger des Heils en een pleegzorgbegeleider van [jeugdzorgorganisatie] zich gemeld bij de politie, en verklaard dat uit gesprekken met de minderjarige kinderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , en hun pleegouders, naar voren is gekomen dat seksuele handelingen zijn verricht tussen deze kinderen en hun oom, de verdachte. De jeugdbeschermer van het Leger des Heils heeft hiervan namens de kinderen op 3 december 2019 ook aangifte gedaan. De verdachte wordt nu verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , hetgeen hij grotendeels heeft bekend.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde bepleit (het opzettelijk bewegen van [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen te plegen vanaf zijn zestiende verjaardag op [datum 2] 2018, tot 25 april 2019). Hiertoe is aangevoerd dat aannemelijk is dat de verdachte zich niet bewust was van zijn overwicht op [slachtoffer 1] en dat de verdachte daarmee geen opzet had op het ‘bewegen’ van het slachtoffer tot het plegen of dulden van de handelingen. Uit het dossier blijkt voldoende dat sprake is geweest van wederzijds experimenteren en dat de verdachte is gestopt toen [slachtoffer 1] niet meer wilde.
Het verloop van tijd, en het experimenterende karakter van de feiten, maken dat de verdachte zich niet bewust is geweest van het overwicht dat hij kennelijk had op [slachtoffer 1] . Het enkele feit dat hij zijn oom was, en dat sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil is hiervoor onvoldoende, te meer omdat de verdachte kampt met psychische beperkingen. Ook van misleiden is geen sprake geweest.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1, 3 en 4 is door de raadsman geen standpunt ingenomen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Feiten en omstandigheden
Verklaring van de verdachte met betrekking tot alle feiten
De verdachte heeft verklaard dat zijn neefjes [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vaak spelletjes bij hem thuis kwamen spelen op de PlayStation, dat zij regelmatig op vrijdagen bleven slapen en dat hij ze na de uithuisplaatsing van 25 april 2019 [2] niet meer heeft gezien. De ouders van de verdachte en tevens grootouders van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , wonen bij hem in, en gaan op vrijdagen van 19.15 uur tot 21.30 uur naar het koor toe. De verdachte heeft ook verklaard dat hij met zijn neefjes heeft gedoucht. Dit is eenmalig of tweemaal met [slachtoffer 3] geweest, met [slachtoffer 2] een paar keer, en met [slachtoffer 1] meestal elke vrijdag. [3]
Feiten 1 en 2
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2002 [4] , heeft verklaard dat hij vanaf zijn 13e tot en met zijn 16e is misbruikt door [verdachte] . De eerste keer dat dit gebeurde vroeg de verdachte hem om naakt in de douche te gaan. De verdachte heeft hem toen ingesmeerd met shampoo, en ging hem leren aftrekken. De verdachte deed de handelingen voor, en [slachtoffer 1] deed dit dan na.
Vervolgens gebeurde dit elke vrijdag als hij bij [verdachte] was omstreeks 20.00 uur in het huis bij zijn opa en oma, want dan gingen de grootouders naar de zang. Na het eten ging hij dan bij de verdachte gamen, daarna meestal douchen en dan gebeurde het. Het is ook één keer op zondag gebeurd, toen waren zijn opa en oma thuis in de woonkamer. De verdachte heeft in die periode aan [slachtoffer 1] porno laten zien, heeft aan zijn penis gezeten, hem gepijpt, uitgekleed en afgetrokken. De verdachte deed dit telkens eerst bij [slachtoffer 1] , en vervolgens gebeurde dit ook andersom, omdat de verdachte dit aan [slachtoffer 1] vroeg te doen. De verdachte heeft één keer geprobeerd om met zijn penis in de kont van [slachtoffer 1] te gaan. Het is maar een klein stukje gelukt, omdat het niet paste en het pijn deed.
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij van de verdachte geheim moest houden dat zij deze handelingen bij elkaar verrichtten. Hij vond de handelingen niet leuk, en het deed ook pijn. In het begin dacht hij dat het normaal was, maar later besefte hij dat dit niet zo is. Hij ging graag naar zijn opa en oma om te logeren en om hen gezelschap te geven. Toen hij 16 jaar oud was, heeft hij tegen de verdachte gezegd dat hij niet meer wilde. Het misbruik deed [slachtoffer 1] geestelijk pijn. [5]
Verklaring verdachte over feiten 1 en 2
De verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 1] tijdens het douchen aan elkaars geslachtsdeel zaten met de hand. [slachtoffer 1] wist wat hij moest doen, omdat de verdachte hem dat heeft geleerd door het te zeggen. Ook bijna elke keer pijpten zij elkaar, tenzij [slachtoffer 1] aangaf dat hij niet wilde. De verdachte heeft verklaard dat hij pornofilms heeft laten zien aan [slachtoffer 1] , en dat hij met zijn piemel een stukje in de kont van [slachtoffer 1] ging. De seksuele handelingen zijn gestopt toen [slachtoffer 1] aangaf dat hij het niet meer wilde. [6]
Feit 3
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag] 2003 [7] , heeft verklaard dat hij vanaf zijn 13e met de verdachte onder de douche moest staan. [slachtoffer 2] heeft daarbij aan de piemel van de verdachte gezeten, en heeft de piemel van de verdachte in zijn mond genomen, omdat die dat vroeg. De verdachte heeft ook aan de piemel van [slachtoffer 2] gezeten, heeft [slachtoffer 2] afgetrokken, en aan de piemel van [slachtoffer 2] gelikt. De eerste keer deed de verdachte dit voor, en daarna deed [slachtoffer 2] dit bij hem. [8]
Verklaring verdachte over feit 3
De verdachte heeft verklaard dat hij heeft voorgedaan aan [slachtoffer 2] hoe hij moest aftrekken. Ook heeft hij met [slachtoffer 2] onder de douche gestaan, hebben ze geflikflooid, heeft hij met zijn hand aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 2] gezeten, en [slachtoffer 2] bij hem. Dit is ongeveer vijf keer gebeurd. De verdachte heeft ook met zijn mond aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 2] gezeten. Toen [slachtoffer 2] het niet leuk vond, is hij gestopt. [9]
Feit 4:
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag] 2009 [10] , heeft verklaard dat hij in het huis bij opa en oma samen met de verdachte en [slachtoffer 1] heeft gedoucht. Ze deden dan piemel likken bij elkaar. [11]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf in het bijzijn van [slachtoffer 3] heeft afgetrokken toen hij 7 jaar oud was. [slachtoffer 3] heeft hem één keer gepijpt. [12]
3.4.2
Bewijsoverwegingen
Feit 1 en 2
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en de verdachte stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de periode van 31 mei 2016 tot en met 25 april 2019 ontuchtige handelingen heeft begaan met [slachtoffer 1] , bestaande uit het insmeren van het naakte lichaam van [slachtoffer 1] met shampoo, het laten zien van pornofilms aan [slachtoffer 1] , het betasten en aftrekken van de penis van [slachtoffer 1] , het in de mond nemen van de penis en het pijpen van [slachtoffer 1] , het zich laten betasten en aftrekken door [slachtoffer 1] , en het brengen/duwen van zijn penis in de mond en de anus van [slachtoffer 1] .
Uit deze bewijsmiddelen volgt ook dat de verdachte 14 jaar ouder is dan [slachtoffer 1] , en dat hij de oom is van [slachtoffer 1] . De seksuele handelingen zijn begonnen toen [slachtoffer 1] 13 jaar oud was en vonden plaats op momenten dat [slachtoffer 1] op bezoek kwam bij zijn grootouders, die inwonen bij de verdachte. De verdachte bood [slachtoffer 1] de gelegenheid om spelletjes te spelen op de PlayStation, en [slachtoffer 1] vond dat leuk. Het seksueel contact is ontstaan, omdat de verdachte aan [slachtoffer 1] het een en ander op seksueel gebied wilde leren. Het initiatief tot deze handelingen kwam van de verdachte. Gesteld noch gebleken is dat bij deze seksuele handelingen sprake was van enige dwang van de zijde van de verdachte. De rechtbank wijst er echter op dat dwang ook geen bestanddeel is van de delictsomschrijving van het ten laste gelegde.
Gezien de bescherming die de wet minderjarigen biedt, was het seksuele contact tussen de verdachte en [slachtoffer 1] in ieder geval strafbaar in de periode dat [slachtoffer 1] nog geen zestien jaar was, hetgeen onder feit 1 is ten laste gelegd. In de periode van [datum 2] 2018 tot en met 25 april 2019 (feit 2) was [slachtoffer 1] ouder dan 16 jaar, maar jonger dan 18 jaar. De vraag die de rechtbank in dit geval moet beantwoorden, is of het handelen van de verdachte gekwalificeerd kan worden als het bewegen van [slachtoffer 1] tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen vanuit een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, zoals bedoeld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 248a Sr en de rechtspraak leidt de rechtbank af dat de wetgever met term ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ het oog had op het brengen, waaronder begrepen ook het houden, van een ander in een afhankelijke situatie waarbij deze in diens keuzevrijheid wordt beperkt (vlg. ECLI:NL:GHDHA:2018:2179).
Naar het oordeel van de rechtbank verkeerde [slachtoffer 1] bij het beginpunt van de seksuele handelingen met de verdachte door zijn zeer jonge leeftijd, het grote leeftijdsverschil en door de rol van verdachte als oom, feitelijk al in een van de verdachte afhankelijke situatie en werd zijn keuzevrijheid tot het seksuele contact daardoor beïnvloed en beperkt. De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte zich hiervan bewust was. De seksuele handelingen zijn ontstaan, omdat de verdachte naar [slachtoffer 1] deed overkomen alsof hij hem iets moest ‘leren’ op het gebied van seksualiteit. De verdachte koos hiervoor de momenten dat zijn ouders (en tevens grootouders van [slachtoffer 1] ) niet thuis waren, zodat hij hiervoor alle gelegenheid had. Vervolgens heeft hij [slachtoffer 1] gezegd dat hij hierover niets mocht zeggen tegen anderen.
Hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, geeft de rechtbank geen aanleiding om ten aanzien van de inhoud van de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer 1] , te veronderstellen dat er een feitelijk onderscheid was tussen de periode vóór en de periode ná het moment waarop [slachtoffer 1] 16 jaar oud werd. Integendeel, hun feitelijke relatie als oom en neefje is ongewijzigd voortgezet. Op deze wijze heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook in de periode nadat [slachtoffer 1] 16 jaar was geworden misbruik gemaakt van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht, en heeft hij dat overwicht ook (op zijn minst: voorwaardelijk) opzettelijk aangewend om [slachtoffer 1] te bewegen de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen te blijven dulden, en te blijven plegen. Het verweer van de raadsman zal worden verworpen en de rechtbank komt hiermee tot een bewezenverklaring van feit 2.
Bewezenverklaring feit 3
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] en de verdachte bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in de periode van 31 augustus 2016 tot en met 25 april 2019 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 2] , welke handelingen bestonden uit het betasten, aftrekken en pijpen van [slachtoffer 2] , en het zich laten betasten, aftrekken en pijpen door [slachtoffer 2] .
Bewezenverklaring feit 4
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaringen van [slachtoffer 3] en de verdachte bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in de periode van 31 mei 2016 tot en met 1 april 2019 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 3] , welke handelingen bestonden uit het pijpen van [slachtoffer 3] en het zich laten pijpen door [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft afgetrokken, of zich heeft laten aftrekken door [slachtoffer 3] , en zal de verdachte van deze handelingen vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1.
in
de periode van31 mei 2016 tot en met 26 juni 2018 te [plaats] , met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, meermalen, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het (onder de douche) insmeren van het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] met Shampoo;
- het tonen van pornofilms aan die [slachtoffer 1] ;
- het betasten van de penis en aftrekken van die [slachtoffer 1] ;
- het in de mond nemen van de penis en pijpen van die [slachtoffer 1] ;
- het zich laten betasten en zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] ;
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes penis in de anus van die [slachtoffer 1] .
2.
in de periode van [datum 2] 2018 tot en met 25 april 2019 te [plaats] , meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten het grote leeftijdsverschil en doordat hij, verdachte, zijn oom was, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2002, van wie hij, verdachte, wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het (onder de douche) insmeren van het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] met Shampoo;
- het tonen van pornofilms aan die [slachtoffer 1] ;
- het betasten van de penis en aftrekken van die [slachtoffer 1] ;
- het in de mond nemen van de penis en pijpen van die [slachtoffer 1] ;
- het zich laten betasten en zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] ;
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes penis in de anus van die [slachtoffer 1] ,
te plegen en/of van verdachte te dulden.
3.
in
de periode van31 augustus 2016 tot en met 25 april 2019 te [plaats] , met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten:
- het betasten van de penis van die [slachtoffer 2] en het aftrekken van die [slachtoffer 2] ;
- het in de mond nemen van de penis van die [slachtoffer 2] en pijpen van die [slachtoffer 2] ;
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] , en;
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] en het zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] .
4.
in de periode van 31 mei 2016 tot en met 1 april 2019 te [plaats] , met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag] 2009, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , te weten
- het in de mond nemen van de penis van die [slachtoffer 3] en het pijpen van die [slachtoffer 3] , en;
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 3] en het zich laten pijpen door die [slachtoffer 3] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd, indien de rechtbank tot oplegging van een korte gevangenisstraf komt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen met een onvoorwaardelijk strafdeel dat niet langer is dan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, gecombineerd met een voorwaardelijk strafdeel en bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd. Hiertoe is aangevoerd dat de strenge kaders binnen het geloof van de verdachte bepalend zijn geweest voor zijn seksuele ontwikkeling, en dat die hebben bijgedragen aan de keuzes die hij destijds heeft gemaakt. De verdachte heeft een blanco justitiële documentatie, heeft spijt van zijn daden, staat open voor hulp en is – ook gelet op het Pro Justitia-rapport – verminderd toerekeningsvatbaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met drie van zijn minderjarige neefjes. De vergaande seksuele handelingen gebeurden op momenten dat zij bij hem logeerden. De kinderen waren graag bij de verdachte, omdat hij samenwoont met zijn ouders, de grootouders van de slachtoffers, en omdat zij spelletjes op de PlayStation mochten doen. Als zijn ouders op vrijdagavond weg waren, maakte de verdachte misbruik van de situatie en de verantwoordelijkheid die hem als enig aanwezige volwassene toekwam. Onder het mom van seksuele voorlichting, heeft hij vanuit zijn eigen nieuwsgierigheid seksuele handelingen met de kinderen begaan. De verdachte heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens, en heeft hierbij te weinig oog gehad voor de belangen van de slachtoffers, die hun seksuele ontwikkeling in hun eigen tempo, met leeftijdsgenoten, hadden moeten doormaken. De verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit, en de ontwikkelingen van de slachtoffers. Zoals ook met name blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , lijden zij onder de impact van de gebeurtenissen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte. Hieruit volgt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor strafbare feiten.
Psychologisch rapport
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het psychologisch rapport over de verdachte, opgesteld door [psycholoog] , klinisch psycholoog, d.d. 21 september 2020. Volgens deze gedragsdeskundige is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Voorts kan ten tijde van het ten laste gelegde van een pedofiele stoornis (van het niet exclusieve type, seksueel aangetrokken tot jongens, beperkt tot incest) worden gesproken. Met het aanwezig geachte verband tussen de beschreven problematiek van betrokkene en het ten laste gelegde, wordt de rechtbank geadviseerd om betrokkene de hem ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico is ingeschat op laag/matig, en gelet daarop is een ambulante behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel geadviseerd, om het inzicht bij de verdachte in zijn eigen gedrag te vergroten en op die manier het risico op nieuwe strafbare feiten te verkleinen.
Reclasseringsadvies
De reclassering conformeert zich aan de conclusies van de psycholoog en adviseert in haar rapport van 29 september 2020 aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een pakket aan bijzondere voorwaarden. Deze bijzondere voorwaarden zien op begeleiding en behandeling van de verdachte, een locatieverbod voor plekken waar kinderen samenkomen, een contactverbod met de slachtoffers, en zien op het gedrag van de verdachte, in die zin dat hij onder meer zal meewerken aan een veiligheidsplan en zich zal onthouden van contact met (kwetsbare) minderjarigen.
Toerekenbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat het psychologisch rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusies over de geestesvermogens en de stoornis van de verdachte, de toerekenbaarheid en het recidiverisico worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt die conclusies van de psycholoog dan ook over en legt deze ten grondslag aan haar beslissing dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, waaronder de verminderde toerekenbaarheid, een gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van deze straf, voor de duur van 12 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 3 jaren om begeleiding en behandeling mogelijk te maken. In de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte, zijn zwakbegaafdheid, en de noodzaak om sneller met de behandeling en begeleiding te starten, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen, dan door de officier van justitie is gevorderd.
Dadelijk uitvoerbaar
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zedenmisdrijven, gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op de aard van de gepleegde misdrijven, en het beperkte inzicht dat de verdachte hierin heeft, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan indien hij niet zal worden behandeld. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c, zesde lid Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich, middels zijn wettelijk vertegenwoordiger, als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 3] heeft zich, middels zijn wettelijk vertegenwoordiger, als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voor toewijzing vatbaar zijn, vermeerderd met de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is primair bepleit dat deze vorderingen niet-ontvankelijk zijn, nu deze in het geheel niet, althans onvoldoende zijn onderbouwd en de gevolgen van het ten laste gelegde bovendien niet kunnen worden vastgesteld, gelet op de zeer problematische thuissituatie van de benadeelde partijen en de psychische klachten die ook daaruit kunnen voortvloeien.
Subsidiair is voor alle drie de vorderingen verzocht om sterke matiging van het gevraagde bedrag, en om aansluiting te zoeken bij de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, zodat een bedrag van € 5.000,- toewijsbaar is.
In de vorderingen die door de advocaat van de benadeelde partijen zijn overgelegd, heeft hij niet verzocht wettelijke rente noch schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Er is niet uitdrukkelijk om verzocht in de door de advocaat van de benadeelde partijen opgestelde motivering van de vorderingen en ook op het originele wensenformulier is alles doorgehaald.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] rechtstreeks immateriële schade hebben geleden door de bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partijen ter toelichting op hun vorderingen is aangevoerd en in aanmerking genomen hetgeen gelet op de ernst van de normschending invoelbaar is en daarom kan worden aangenomen, zal de rechtbank de geleden immateriële schade van elk van de benadeelde partijen toewijzen tot een bedrag van € 5.000,-.
Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen bij de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen kunnen dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de wettelijke rente overweegt de rechtbank dat in het standaard schadeformulier, waarin wordt verwezen naar de door de raadsman genoemde bijlage, staat vermeld dat wordt verzocht om de wettelijke rente toe te wijzen vanaf het ontstaan van de schade. Dit verzoek is ondertekend door de benadeelde partijen, of door hun wettelijke vertegenwoordiger. De rechtbank ziet hierin reden om de wettelijke rente toe te wijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente voor de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toewijzen met ingang van 25 april 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente voor de vordering van [slachtoffer 3] toewijzen met ingang van 1 april 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De schadevergoedingsmaatregel
De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechtbank ambtshalve worden opgelegd, zodat het verweer van de raadsman te dien aanzien wordt verworpen. De verdachte zal voor de onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hen is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,- ten behoeve van [slachtoffer 1] , € 5.000,- ten behoeve van [slachtoffer 2] en € 5.000,- ten behoeve van [slachtoffer 3] , vermeerderd met de wettelijke rente ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vanaf 25 april 2019, en ten aanzien van [slachtoffer 3] vanaf 1 april 2019, elk tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.

8.De inbeslaggenomen goederen

Onder de verdachte zijn een Samsung Tablet, een Apple Tablet, een ACER Notebook, een simkaart (wit), een Sony Playstation, een Sony PS4, een Samsung S10 telefoon en een Samsung S8 telefoon in beslag genomen. Deze goederen zijn onderzocht, en hierop is niets aangetroffen dat in strijd is met de wet, of dat direct samenhangt met het plegen van onderhavige strafbare feiten.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank – overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie – de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 t/m 8 genummerde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 244, 245, 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
door misbruik uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 4:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
36 (ZESENDERTIG) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 12 (TWAALF) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met:

[slachtoffer 1] , geboren [geboortedag] 2002;

[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag] 2003;

[slachtoffer 3] , geboren [geboortedag] 2009;
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt op locaties of in gebieden waarvan het gebruikelijk is dat minderjarige kinderen bij elkaar komen, zoals speelparadijzen, speeltuinen, pretparken en/of zwembaden, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de forensische polikliniek De Waag, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn stoornis;
- op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen, en deze contacten zo veel mogelijk vermijdt. Als contacten onvermijdelijk zijn, zal hij de reclassering en betrokken instanties op de hoogte brengen hiervan. Hij houdt zich aan de aanwijzingen en afspraken die door de instanties aan hem gegeven worden;
- geen vrijwilligerswerk, dienstverlenende of ondersteunende werkzaamheden verricht, gericht op het ondersteunen van kwetsbare en afhankelijke personen, zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de Reclassering, zo lang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt;
- meewerkt aan het opstellen van een veiligheidsplan, bedoeld om de risicofactoren te minimaliseren en nieuwe strafbare feiten te voorkomen;
- bereikbaar is voor de reclassering, zijn behandelaar en zijn begeleiders;
- zicht verschaft aan de reclassering op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding, en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
- meewerkt aan het zedenconvenant tussen de reclassering en de politie, dat onder meer inhoudt dat hij door de wijkagent bezocht kan worden in zijn huis en omgeving;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [slachtoffer 1] , € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019;
  • [slachtoffer 2] , € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019;
  • [slachtoffer 3] , € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2019;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
  • € 5.000,- ten behoeve van [slachtoffer 1] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019;
  • € 5.000,- ten behoeve van [slachtoffer 2] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019;
  • € 5.000,- ten behoeve van [slachtoffer 3] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2019;
Bepaalt voor elke afzonderlijke vordering van de benadeelde partijen dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave aan [verdachte] van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 genummerde voorwerpen, te weten een Samsung Tablet, een Apple Tablet, een ACER Notebook, een simkaart (wit), een Sony Playstation, een Sony PS4, een Samsung S10 telefoon, een Samsung S8 telefoon.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.W.E. de Ruiter, voorzitter,
mr. S.M. van der Schenk, rechter,
mr. J.J. Peters, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Konings, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks 31 mei 2016 tot en met 26 juni 2018 te [plaats] , althans
in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag] 2002, die de
leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
meermalen, althans een maal, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] ,
te weten
- het (onder de douche) insmeren van het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] met
shampoo en/of
- het tonen van pornofilms aan die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de penis en/of aftrekken van die [slachtoffer 1] en/of
- het in de mond nemen van de penis en/of pijpen van die [slachtoffer 1] en/of
- het zich laten betasten en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes penis in de anus van die [slachtoffer 1] ;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van [datum 2] 2018 tot en met 25 april 2019 te
[plaats] , althans in Nederland meermalen, althans een maal,
door misbruik van uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding, te weten
het grote leeftijdsverschil en/of doordat hij, verdachte zijn oom was,
[slachtoffer 2] , geboren [geboortedag] 2002, van wie hij,
verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van
achttien jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het (onder de douche) insmeren van het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] met
shampoo en/of
- het tonen van pornofilms aan die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de penis en/of aftrekken van die [slachtoffer 1] en/of
- het in de mond nemen van de penis en/of pijpen van die [slachtoffer 1] en/of
- het zich laten betasten en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] ,
te plegen en/of van verdachte te dulden;
art 248a Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks 31 augustus 2016 tot en met 25 april 2019 te [plaats] ,
althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren [geboortedag] 2003, die de
leeftijd van twaalf jaren meermalen, althans een maal,
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 2] ,
te weten:
- het betasten van de penis van die [slachtoffer 2] en/of het aftrekken van die [slachtoffer 2] en/of
- het in de mond nemen van de penis van die [slachtoffer 2] en/of pijpen van die [slachtoffer 2]
en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of zich laten aftrekken
door die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
het zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] ;
art 245 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2016 tot en met 1 april 2019 te
[plaats] , althans in Nederland, meermalen, althans een maal,
met [slachtoffer 3] , geboren [geboortedag] 2009,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,
te weten
- het betasten van de penis en/of het aftrekken van die [slachtoffer 3] en/of
- het in de mond nemen van de penis van die [slachtoffer 3] en/of het pijpen van die
[slachtoffer 3] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes penis en/of het zich laten aftrekken
en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 3]
en/of het zich laten pijpen door die [slachtoffer 3] ;
art 244 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019319895, van de politie eenheid Den Haag, Team zeden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 406).
2.Proces-verbaal aangifte [aangever] , blz. 57.
3.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , blz. 360, 362, 365, 367, 369, 370.
4.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [slachtoffer 2] , blz. 320.
5.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [slachtoffer 2] , blz. 325- 332.
6.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , blz. 372-375, 379.
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 253.
8.Een geschrift, te weten uitwerking verhoor VRH-2020-010491063, blz. 255-275, als bijlage gevoegd bij proces-verbaal van bevindingen, blz. 253.
9.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , blz. 378, 379, 384, 388.
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 116.
11.Een geschrift, te weten uitwerking verhoor [slachtoffer 3] , blz. 124, gevoegd als bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, blz. 116.
12.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , blz. 376, 380.