ECLI:NL:RBDHA:2020:10775
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering wegens onvoldoende informatie over financiële situatie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster die een bijstandsuitkering had aangevraagd ingevolge de Participatiewet. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op 18 mei 2020, omdat verzoekster onvoldoende informatie had verstrekt over haar financiële situatie en die van haar partner, die in België woont. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 13 oktober 2020, die via Skype plaatsvond, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoekster stelde dat haar partner, die financieel voor haar zorgde, door het faillissement van zijn bedrijf niet meer in haar onderhoud kon voorzien. Ze voerde aan dat ze in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde en dat de afwijzing van haar aanvraag onterecht was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekster niet voldoende bewijs had geleverd om haar financiële situatie en die van haar partner te onderbouwen.
De voorzieningenrechter benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. In dit geval had verzoekster niet de benodigde informatie over haar partner's faillissement en zijn recht op een uitkering in België overgelegd. Ook waren er onduidelijkheden over contante stortingen op haar rekeningen, waarvan de herkomst niet kon worden vastgesteld. Gezien deze tekortkomingen concludeerde de voorzieningenrechter dat het recht op bijstand van verzoekster niet kon worden vastgesteld en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. de Winter, in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Kraan, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld.