ECLI:NL:RBDHA:2020:10738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.15388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Guinee-Bissause nationaliteit, had op 11 maart 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Echter, op 11 augustus 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar tijdens de zitting op 30 september 2020 zijn beide partijen niet verschenen.

De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of er sprake was van procesbelang. Uit het verweerschrift van de staatssecretaris bleek dat eiser per 18 september 2020 met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

In het bericht van de gemachtigde van eiser werd niet weersproken dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken en er was geen bewijs dat eiser nog contact had met zijn gemachtigde. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep en dat er geen rechtens te beschermen belang was. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15388

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M. Dalloesingh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.15389, plaatsgevonden op 30 september 2020. Partijen zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1998 en de Guinee-Bissause nationaliteit te hebben. Op 11 maart 2020 heeft eiser onderhavige asielaanvraag ingediend.
2. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de – ambtshalve te beantwoorden – vraag of er in de onderhavige zaak sprake is van procesbelang.
3. De rechtbank stelt vast dat uit het verweerschrift blijkt dat eiser volgens het Centraal Orgaan opvang asielzoekers en de Dienst Terugkeer & Vertrek per 18 september 2020 met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft dit onderbouwd met een uitdraai uit het systeem.
4. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579) volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
5. In het bericht van de gemachtigde van eiser van 29 september 2020 wordt niet weersproken dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Evenmin blijkt uit dat bericht dat eiser nog contact heeft met zijn gemachtigde. Gelet hierop en op voornoemde uitspraak van de Afdeling is de rechtbank dan ook van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van het beroep, en geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.