Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
8 november 2019 met een geldigheidsduur tot 8 november 2021.
16 september 2020. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Overwegingen
1 september 2016 tot 1 september 2019. Eiser heeft daarna met een beroep op de regeling voor de tijdelijke tewerkstelling van koks in de Aziatische horeca een verlengingsaanvraag gedaan. Bij brief van 14 oktober 2019 heeft verweerder een negatief advies ontvangen van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over eisers aanvraag.
3.2. De rechtbank overweegt dat uit de regelgeving volgt dat een ingangsdatum nooit gelegen kan zijn vóór de datum van de aanvraag en evenmin vóór de datum waarop aan de voorwaarden wordt voldaan. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:141) is de tekst van artikel 26, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bepalend voor de uitleg ervan. Dit betekent dat het moment waarop een vreemdeling heeft aangetoond aan alle vereisten voor vergunningverlening te voldoen, bepalend is voor de ingangsdatum van de verblijfsvergunning die hij heeft aangevraagd. Uit deze wettelijke bepaling blijkt een duidelijke bewijslastverdeling, de vreemdeling dient aan te tonen dat hij aan alle voorwaarden voor de verlening van een verblijfsvergunning voldoet.
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 september 2020.