ECLI:NL:RBDHA:2020:1064
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering visum voor kort verblijf op basis van sociale en economische binding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een visum voor kort verblijf aan eiseres, een Marokkaanse nationaliteit hebbende vrouw, die haar zus in Nederland wilde bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken had op 22 augustus 2019 het bezwaar van eiseres tegen de eerdere afwijzing van haar visumaanvraag kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 december 2019 in Breda was eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de minister onvoldoende had onderbouwd waarom eiseres niet over voldoende sociale en economische binding met Marokko beschikte. Eiseres had aangevoerd dat zij een belangrijke rol speelde in de zorg voor haar vader en dat zij een maandelijks salaris verdiende als coupeuse. De rechtbank oordeelde dat de minister niet had voldaan aan zijn zorgplicht om de aanvraag zorgvuldig te behandelen, vooral omdat er geen professionele rechtsbijstand was verleend aan eiseres.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister verplicht om het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming bij visumaanvragen en de noodzaak om de belangen van de aanvrager goed te onderbouwen.