ECLI:NL:RBDHA:2020:10586
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering na niet voldoen aan inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn bijstandsuitkering per 1 juni 2020 ingetrokken zag. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 15 juli 2020 was genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker verwijtbaar niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Verzoeker ontving vanaf 26 februari 2019 een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet en had op 29 april 2020 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers. Deze aanvraag werd afgewezen, waarna verweerder een onderzoek startte naar het recht op bijstandsuitkering. Verzoeker werd verzocht om verschillende documenten aan te leveren, maar heeft niet tijdig aan deze verzoeken voldaan. De voorzieningenrechter concludeerde dat er een spoedeisend belang was bij het verzoek, maar dat verzoeker niet had aangetoond dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering door verweerder in redelijkheid kon plaatsvinden. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. D.W.A. van Weert, en zal later openbaar worden uitgesproken.