ECLI:NL:RBDHA:2020:10582
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- G.P. Kleijn
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beëindiging opvang van asielzoeker en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2020 uitspraak gedaan op het beroep van eiser, een asielzoeker, tegen de beëindiging van zijn opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser had op 4 september 2020 bericht ontvangen dat hij de opvanglocatie diende te verlaten, waarna hij op 5 september 2020 officieel uit de opvang werd gezet. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet uit de opvang zou worden gezet totdat er uitspraak was gedaan op zijn beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag.
De rechtbank overweegt dat de beëindiging van de opvang niet rechtsgeldig was, omdat eiser rechtmatig verblijf heeft zolang zijn verzoek om een voorlopige voorziening in behandeling is. De rechtbank stelt vast dat de mededeling van het COA dat eiser de opvang dient te verlaten, gericht is op rechtsgevolgen en dat de rechtbank bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie die bevestigt dat het recht op opvang niet eindigt met de niet-ontvankelijkverklaring van een asielverzoek.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beslissing tot beëindiging van de opvang en bepaalt dat eiser in de opvang mag blijven totdat er op zijn verzoek om een voorlopige voorziening is beslist. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.050,-.