ECLI:NL:RBDHA:2020:10560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
NL 20.12598 VK uitspraak op verzet
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen asielbesluit met betrekking tot Dublin-overdracht aan Italië

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 17 juni 2020 besloot de staatssecretaris de asielaanvraag van de opposant niet in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De opposant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit werd op 14 juli 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de opposant verzet aangetekend, waarbij hij aanvoert dat zijn situatie vergelijkbaar is met die in het arrest Tarakhel en dat de opvangsituatie in Italië door de coronamaatregelen is verslechterd.

De rechtbank heeft in de verzetprocedure vastgesteld dat de opposant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overdracht naar Italië in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een afwijking van de Dublin-regels rechtvaardigen. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant, waaronder de recente toelating van zijn partner en kind tot de nationale asielprocedure, niet overtuigend geacht, omdat deze feiten niet relevant zijn voor de beoordeling van het verzet.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12598 verzet

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant] , opposant

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Op 17 juni 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris) besloten de asielaanvraag van opposant niet in behandeling te nemen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan (het bestreden besluit). Opposant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 14 juli 2020 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Omdat opposant heeft verzocht op een zitting te worden gehoord, is de zaak aan de orde gesteld op de zitting van 1 oktober 2020. Opposant heeft zich afgemeld voor de zitting. De staatssecretaris heeft zich daarna ook afgemeld en desgevraagd een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Italië.
2. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hetgeen hij in beroep heeft aangevoerd voldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat overdracht naar Italië in strijd zal zijn met artikel 3 van het EVRM. [1] Opposant vindt dat zijn situatie in zekere mate vergelijkbaar is met die in het arrest Tarakhel. [2] Daarnaast wijst opposant erop dat hij een gezin vormt met zijn partner, waarmee hij in Nederland een kind heeft gekregen. De staatssecretaris heeft afgelopen september besloten dat hun asielaanvraag zal worden behandeld in de algemene procedure. Tot slot voert opposant aan dat de opvangsituatie in Italië als gevolg van de uitbraak van het coronavirus wezenlijk zou kunnen zijn gewijzigd op het moment dat het beroep op een zitting wordt behandeld. Ook daarom had het beroep niet zonder zitting kunnen worden afgedaan.
3. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de stelling dat de partner en dochter van opposant zijn toegelaten tot de nationale procedure, buiten de beoordeling van het verzet dient te blijven. Dit is namelijk een geheel nieuw feit, dat voorafgaand aan de buitenzittinguitspraak nog niet bekend was. De staatssecretaris ziet geen aanleiding de asielaanvraag van opposant alsnog te behandelen. Daarbij wijst de staatssecretaris op zijn standpunt in het bestreden besluit dat opposant en zijn gestelde partner niet worden aangemerkt als gezinsleden in de zin van artikel 2, aanhef en onder g, van de Dublinverordening [3] , omdat zij elkaar buiten het land van herkomst hebben leren kennen. Dat in Nederland een kind is geboren, maakt dit niet anders.
Beoordeling van het verzet
4. Het verzet betreft uitsluitend de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van de beroepsprocedure. Dit betekent dat de beoordeling in deze verzetzaak is beperkt tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat omtrent de uitkomst. Als dat het geval is, dient de verzetzaak gegrond te worden verklaard, zodat nader onderzoek kan plaatsvinden. [4] De toetsing in de verzetzaak vindt plaats op basis van de in verzet beschikbare informatie. Hiertoe behoort ook informatie die pas in die fase in het geding naar voren is gebracht. [5] Dit betekent dat de rechtbank ook acht moet slaan op de in verzet ingebrachte informatie en moet beoordelen of de rechtbank de buitenzittingsuitspraak met de wetenschap van nu, op die manier had kunnen doen. Hoewel de gestelde partner en dochter van opposant op 14 juli 2020 nog niet waren toegelaten tot de nationale procedure, dient de rechtbank in deze verzetzaak dus wel te beoordelen of dit de uitkomst van het beroep anders had gemaakt.
5. De rechtbank is van oordeel dat wat opposant heeft aangevoerd niet maakt dat in de buitenzittinguitspraak ten onrechte is geconcludeerd dat het beroep kennelijk ongegrond is. Daarbij is van belang dat opposant in verzet slechts stelt dat hij moet worden aangemerkt als zeer kwetsbare vreemdeling, maar dat hij dit - net als in zijn beroepschrift - niet heeft onderbouwd. Opposant heeft evenmin onderbouwd dat de opvangsituatie in Italië zodanig is veranderd dat terugkeer in strijd zal zijn met artikel 3 van het EVRM. Ten slotte kan ook de toelating tot de nationale asielprocedure van het (gestelde) gezin van opposant niet afdoen aan de buitenzittingsuitspraak. Omdat opposant en zijn gestelde partner geen gezinsleden zijn in de zin van artikel 2 van de Dublinverordening, is verweerder niet gehouden om de aanvraag van opposant op grond van artikel 9 of 10 van die verordening in behandeling te nemen. Voor zover opposant in dit kader heeft beoogd een beroep te doen op artikel 17 van de Dublinverordening, is de rechtbank van oordeel dat opposant dit onvoldoende heeft onderbouwd. Dit kan daarom niet afdoen aan het oordeel in de buitenzittinguitspraak dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Italië.
6. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de buitenzittinguitspraak. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buitenzittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C.H. Hersbach, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:227.
5.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 13 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4296.