ECLI:NL:RBDHA:2020:10560
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen asielbesluit met betrekking tot Dublin-overdracht aan Italië
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 17 juni 2020 besloot de staatssecretaris de asielaanvraag van de opposant niet in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De opposant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit werd op 14 juli 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de opposant verzet aangetekend, waarbij hij aanvoert dat zijn situatie vergelijkbaar is met die in het arrest Tarakhel en dat de opvangsituatie in Italië door de coronamaatregelen is verslechterd.
De rechtbank heeft in de verzetprocedure vastgesteld dat de opposant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overdracht naar Italië in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een afwijking van de Dublin-regels rechtvaardigen. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant, waaronder de recente toelating van zijn partner en kind tot de nationale asielprocedure, niet overtuigend geacht, omdat deze feiten niet relevant zijn voor de beoordeling van het verzet.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.