ECLI:NL:RBDHA:2020:10462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing sollicitatie wegens vervallen functie en procesbelang in bestuursrechtelijke context

Op 21 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de korpschef van Politie. De eiser had op 8 augustus 2019 beroep ingesteld tegen de beslissing op zijn bezwaarschriften van 3 juli 2019, waarbij zijn sollicitatie voor de functie van Docent C-Algemene Politiële Vaardigheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de sollicitatie niet in strijd was met de geldende regelgeving, aangezien de vacature inmiddels was vervallen en de functie was gewijzigd naar docent studiebegeleiding. De rechtbank concludeerde dat de eiser onvoldoende procesbelang had, omdat hij na de herhaalde openstelling van de vacature in 2020 had besloten niet opnieuw te solliciteren, uit angst dat zijn gebrek aan een masterdiploma hem zou benadelen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser niet-ontvankelijk, omdat het resultaat dat hij nastreefde niet meer kon worden bereikt. De rechtbank oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien de afwijzing van de sollicitatie op juiste gronden was gebaseerd en de eiser niet had voldaan aan de vereisten die in de vacature waren gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P. de Casparis),
en

de korpschef van Politie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.L. Dijkstra).

Procesverloop

Eiser heeft op 8 augustus 2019 beroep ingesteld tegen de beslissing op zijn bezwaarschriften van 3 juli 2019 (bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Eiser heeft gesolliciteerd op 9 september en 6 december 2018 naar de functie van Docent C-Algemene Politiële Vaardigheid bij de dienst / School voor Basis Politieonderwijs van de politie (hierna: de vacature). Eiser is afgewezen voor de functie wegens het niet beschikken over minimaal een wo-masteropleiding.
In het bestreden besluit heeft verweerder geconcludeerd dat de afwijzingen van 31 oktober 2018 en 28 januari 2019 (primaire besluiten) op onjuiste gronden berusten. De argumenten van verweerder zijn als volgt.
Voor de functiebeschrijving Docent C geldt o.a. dat specifieke informatie ten aanzien van het opleidingsprofiel en het competentieprofiel is opgenomen in koppelingen LFNP en integraal deel uitmaakt van deze LFNP-functiebeschrijving. Het vereiste opleidingsprofiel is HBO.
Voor wat betreft de bij de Politieacademie gehanteerde eis in verband met NVAO geaccrediteerd onderwijs - dat het personeel minimaal één niveau hoger is opgeleid dan de studenten waaraan zij les geven - is verweerder in casu van oordeel dat daardoor de met het LFNP gekoppelde opleidingsprofielen niet ter zijde worden geschoven. De vacatureteksten repten met geen woord over het belang van een masteropleiding, zodat het afwijzen op basis van het ontbreken van een masteropleiding ook uit dien hoofde daarvan niet past. Daarom kan niet worden gezegd dat de afwijzing het resultaat is van een beoordeling van de capaciteiten van eiser tegen de achtergrond van de functie-eisen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzingsbesluiten vernietigd en bepaald dat in overleg met eiser moet worden bezien of zijn sollicitatie alsnog in behandeling kan worden genomen. In dat geval zal daarbij het vigerend Beleid Werving en Selectie Nationale Politie d.d. 14 oktober 2016 onverkort dienen te worden toegepast.
In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit geen besluit heeft genomen op de sollicitaties van eiser. Er is sprake van met artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) strijdige onjuiste getrapte besluitvorming op eisers bezwaren. Uit een na het bestreden besluit gevoerd overleg is eiser gebleken dat verweerder vast houdt aan de gehanteerde professionaliteitseisen – op grond waarvan een academische graad verlangd wordt voor een functie/vacature die HBO werk- en denkniveau vereist. Eiser kan zich hierin niet vinden.
Bij verweerschrift wordt het standpunt ingenomen dat er na het bestreden besluit op 31 juli 2019 met eiser een gesprek heeft plaatsgevonden, waarvan verweerder de inhoud heeft vervat in enkel e-mails. Een e-mail aan eiser van 31 juli 2019 21.18 luidt:
“Als politieacademie mogen we het hebben van een HBO-masterdiploma NIET stellen als harde selectie-eis voor de functie van docent C, omdat we ons moeten houden aan de regels van het LFNP.
Deze eis stellen we dan ook niet en daar wijzen we kandidaten NIET op af.
Wel mogen wel als eis stellen dat een kandidaat beschikt over een aantoonbaar HBO werk- en denkniveau. Dat doen we dan ook wel.
Je kunt dus in het selectietraject NIET worden afgewezen op het niet hebben van een HBO-masterdiploma. Dat klopt met hetgeen je advocaat stelt.
Als je wel wordt afgewezen in een selectietraject dienen we dit altijd onderbouwd te doen aan de hand van de criteria zoals gesteld in de vacaturetekst.
Daarnaast heb ik aangegeven dat de directie van de politieacademie dient in te stemmen met de benoeming (dus na selectietraject). De directie stemt in met de benoeming als de kandidaat voldoet aan de professionaliteitseisen van de academie of als er bij uitzondering afspraken zijn gemaakt op welke wijze en op welke termijn de geselecteerde kandidaat daar aan kan voldoen.
In de professionaliteitseisen staat dat een docent 1 niveau hoger is opgeleid dan het niveau waaraan hij lesgeeft. Daar houdt de directie zeker met het oog op de accreditatie van ons bachelor-onderwijs aan vast.
In het kader van een openheid en transparantie heb ik je dit aan je toegelicht.
Ik nodig je dus van harte uit om te solliciteren op een van onze openstaande vacatures voor docent als je van mening bent dat je aan alle in de vacature gestelde criteria voldoet. Een selectiecommissie zal dit dan ook zorgvuldig afwegen.”
Voor de vacature waarop eiser solliciteerde was al een kandidaat geselecteerd met wie een arbeidsvoorwaardengesprek werd gevoerd dat na ongeveer een jaar is stukgelopen. Pas in maart 2020 is de vacature opnieuw opengesteld. Eiser heeft hier niet op gesolliciteerd. Daarna is besloten de vacature te wijzigen naar docent studiebegeleiding.
Verweerder is van oordeel dat eiser, nu de vacature niet meer vacant is, onvoldoende procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep.
5. Eiser heeft in reactie op het verweerschrift betoogd dat verweerder door vast te houden aan NVAO accreditatie-eis contrair heeft beslist aan het bestreden besluit. Eiser bevestigt dat hij niet opnieuw gesolliciteerd heeft op de vacature omdat hij meende dat het ontbreken van een masterdiploma hem opnieuw zou worden tegengeworpen. Eiser acht procesbelang nog steeds aanwezig. Hij vordert dat de functie van de vacature aan hem wordt toegewezen, althans dat zijn sollicitatie opnieuw in behandeling genomen moet worden, dan wel hem rechtsherstel toekomt in de vorm van een absolute of relatieve voorkeurspositie.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de beslissing en toelichting daarop van 31 juli 2019 zijn besluitvorming op de bezwaarschriften van eiser heeft voltooid. Verweerder had die besluitvorming ingevolge artikel 6:19, derde lid, van de Awb aan de rechtbank moeten sturen. Nu eiser daartegen alleen bezwaar heeft gemaakt bij verweerder, maar in beroep daarop ook heeft gereageerd zal zij die nadere besluitvorming bij dit beroep betrekken.
7. De besluitvorming in het bestreden besluit is gesplitst en daarmee niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:11 van de Awb en de jurisprudentie (o.a. CRvB 4 januari 2006, AB 2006/299). Nu verweerder op 31 juli 2019 zijn besluitvorming op de bezwaren heeft voltooid en eiser pas daarna op 8 augustus 2019 beroep heeft ingesteld, en bezwaar heeft gemaakt, ziet de rechtbank geen aanleiding aan deze schending rechtsgevolgen te verbinden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van het beroepschrift nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijk betekenis kan hebben (o.a. CRvB 23 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3606).
Niet in geschil is dat na de herhaalde openstelling van de vacature in 2020 eiser heeft besloten niet te solliciteren. Eiser meende immers geen kans te maken toen verweerder hem had voorgehouden dat zou worden vastgehouden aan de professionaliteitseisen in het kader van de NVAO-accreditering. Ook is niet in geschil dat de vacature na de herhaalde openstelling is gewijzigd naar de functie docent studiebegeleiding. Aldus staat vast dat eiser met zijn beroep niet kan bereiken wat hij nastreeft. Zijn verzoek om een voorkeurspositie had hij kunnen inbrengen na de herhaalde openstelling, maar hij heeft dit niet gedaan.
Wegens het ontbreken van voldoende procesbelang wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.