ECLI:NL:RBDHA:2020:10450

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.14835 en NL20.14837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische vluchtelingen met status in Griekenland

In deze zaak hebben eisers, Syrische vluchtelingen met een status in Griekenland, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 27 juli 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers internationale bescherming in Griekenland hebben gekregen. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoeren dat de medische zorg in Griekenland onvoldoende is en dat zij niet in staat zijn om klachten in te dienen bij de Griekse autoriteiten. De rechtbank heeft op 14 oktober 2020 de zitting gehouden, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat de situatie voor statushouders in Griekenland, hoewel moeilijk, niet zodanig is dat er een reëel risico bestaat op een schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer. De rechtbank wijst erop dat eisers niet hebben aangetoond dat zij geen toegang hebben tot de benodigde zorg in Griekenland en dat zij zich niet hebben beklaagd bij de Griekse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de aanvragen niet-ontvankelijk zijn en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het interstatelijk vertrouwensbeginsel rechtvaardigen. De beroepen van eisers worden ongegrond verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 oktober 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.14835 en NL20.14837

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer 1] , [eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer 2] ,

mede namens de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], V-nummer: [V-nummer 3] ,
[minderjarige 2], V-nummer: [V-nummer 4] ,
[minderjarige 3], V-nummer: [V-nummer 5] ,
tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluiten van 27 juli 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL20.14836 en NL20.14838, plaatsgevonden op 14 oktober 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Syrische nationaliteit en zijn geboren op [geboortedag 1] 1985 respectievelijk [geboortedag 2] 1980, [geboortedag 2] 2016, [geboortedag 2] 2016 en [geboortedag 3] 2017.
2. Met de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat de Griekse autoriteiten op 15 april 2019 internationale bescherming aan eisers hebben verleend. Eisers hebben om die reden een sterkere band met Griekenland en gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel stelt verweerder dat hij ervan uit mag gaan dat Griekenland zijn verplichtingen nakomt. Verweerder leidt uit de verklaringen af dat er moeilijke omstandigheden in Griekenland zijn maar volgt niet dat er een situatie is die zodanig slecht is dat moet worden gesproken van een schending van zijn verplichtingen door Griekenland. Ook mag volgens verweerder van eisers worden verwacht om zich te beklagen bij de Griekse (hogere) autoriteiten.
3. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Allereerst hebben zij verwezen naar de gronden die zij naar voren hebben gebracht in de zienswijze. Vervolgens voeren zij aan dat er een schrijnende medische situatie is met betrekking tot eiseres en de zoon. De medische zorg is, met name voor de zoon, in Griekenland niet adequaat. Het is tevergeefs om te klagen nu eisers onvoldoende geld hebben om te procederen en het hen werd ontraden. Verweerder dient volgens eisers medisch advies uit te brengen. Deze bijzondere omstandigheden maken dat de aanvraag ten onrechte is afgedaan op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De enkele verwijzing naar de zienswijzen in de gronden van beroep maakt – zonder nadere specificering – niet dat de bestreden besluiten onrechtmatig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in de bestreden besluiten uitvoerig op de door eisers ingebrachte zienswijzen ingegaan. Nu eisers in hun gronden van beroep niet hebben aangegeven in welke zin verweerder in zijn motivering in de bestreden besluiten tekort is geschoten, kan deze beroepsgrond niet slagen.
6. Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4118) en 17 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1382) volgt dat de situatie voor statushouders in Griekenland in beginsel niet zodanig slecht is dat zij bij terugkeer een reëel risico lopen op een met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) – dat gelijk staat aan artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – strijdige behandeling. De Afdeling is van oordeel dat de situatie van statushouders in Griekenland moeilijk is, omdat zij moeilijk betaald werk kunnen vinden, de toegang tot de gezondheidszorg moeizaam is en dat de statushouders volledig op zichzelf zijn aangewezen om huisvesting te vinden. De situatie is echter niet zodanig dat sprake is van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Griekse autoriteiten onverschillig staan. Voorts volgt uit die uitspraken dat de situatie niet zodanig is dat van de vreemdelingen niet mag worden verwacht dat zij zelf in Griekenland de rechten die voortvloeien uit hun status effectueren.
7. De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat er voor hen persoonlijk bijzondere omstandigheden zijn om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken. Uit het aanmeldgehoor van eiser blijkt dat hij heeft verklaard dat zijn zoon medische hulp heeft gekregen, zijn zoon goed is onderzocht en hij een aantal afspraken heeft gehad. Er is om die reden geen aanleiding voor het oordeel dat eisers geen toegang hadden tot de benodigde zorg. Eisers dienen zich in het geval van inadequate zorg tot de Griekse autoriteiten te wenden. In dit geval hebben eisers zich niet beklaagd bij de Griekse (hogere) autoriteiten. De stelling dat zij hiervoor onvoldoende financiële middelen hebben en het hen is ontraden, is onvoldoende voor het oordeel dat klagen tevergeefs is. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht heeft meegenomen dat eiser heeft verklaard dat hij heeft afgezien van het indienen van een klacht omdat vrienden het hem afraadden. De enkele stelling dat klagen geen zin heeft, is onvoldoende.
8. Gelet hierop, ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder op te dragen een medisch advies over eisers uit te brengen. Het is immers niet gebleken dat de medische zorg in Griekenland onvoldoende is of dat de Griekse autoriteiten eisers of hun zoon niet kunnen of niet willen helpen. Daarbij volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 6 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4118), rechtsoverweging 4.4., dat Griekenland dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden heeft als Nederland waardoor Griekenland in staat wordt geacht de benodigde zorg te bieden aan eisers.
9. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden en dat verweerder heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat eisers in Griekenland internationale bescherming genieten. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid vanmr. G.A. Verhoeven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.