Op 29 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Alam-Khan, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door G.M. Folkers-Hooijmans. Deze uitspraak volgt op een tussenuitspraak van 28 mei 2020, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om een gebrek in het besluit van 20 juni 2019 te herstellen. Verweerder heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering, waar eiseres op heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 15 september 2020 gesloten.
In de uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, A.W. Lechner, onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen duurzame arbeidsbeperkingen zijn. De rechtbank benadrukt dat de verzekeringsarts geen conclusies heeft getrokken over de prognose van de arbeidsbeperkingen en dat er geen onderzoek is verricht naar het mogelijke resultaat van de behandeling. Hierdoor is niet aangetoond dat er een redelijke verwachting is van verbetering van de belastbaarheid.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak en de tussenuitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,- dient te vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 787,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. H.B. Brandwijk.