ECLI:NL:RBDHA:2020:10417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
09/046531-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS met dwangverpleging na bedreiging en mishandeling in Oegstgeest

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere geweldsdelicten, waaronder bedreiging en mishandeling van verschillende slachtoffers in Oegstgeest. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 19 mei, 6 augustus en 1 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, werd beschuldigd van het bedreigen van slachtoffers met zware mishandeling en het beledigen van hen door te spugen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. C.M. Offers, in overweging genomen, evenals de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. B. Beekman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 12 november 2019, 28 januari 2020, 12 februari 2020 en 20 februari 2020, geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers. De verdachte heeft onder andere gedreigd met geweld en heeft daadwerkelijk geweld gebruikt door te slaan en te schoppen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de tenlasteleggingen op basis van de beschikbare bewijsmiddelen vastgesteld.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft besloten tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor langdurige behandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met de maatregel van TBS met dwangverpleging, en heeft de tijd in voorlopige hechtenis in mindering gebracht op de gevangenisstraf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09-046531-20
Datum uitspraak: 15 oktober 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Scheveningen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 19 mei 2020 (pro forma), 6 augustus 2020 (inhoudelijke behandeling) en 1 oktober 2020 (voortzetting inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. B. Beekman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 november 2019 te Oegstgeest [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen “Wil je dat ik je sla? Ik weet waar jij woont, jij bent een Alphenaar, je weet wat er gebeurd is in Alphen, ze kennen mij daar” en/of “Moet ik je nu slaan” en/of "Wil je een hengst", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door een dreigende/gevechts houding aan te nemen en/of zich breed te maken en/of met gebalde vuisten te gaan staan;
2
hij op of omstreeks 12 november 2019 te Oegstgeest opzettelijk [slachtoffer 1] , mondeling, heeft beledigd, door in de richting van [slachtoffer 1] te spugen;
3
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar met kracht met gebalde vuist op haar hoofd te stompen;
4
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Oegstgeest opzettelijk [slachtoffer 3] , heeft beledigd, door in de richting van [slachtoffer 3] te spugen;
5
hij op of omstreeks 12 februari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem meerdere keren
- tegen zijn been te schoppen en/of
- met gebalde vuist tegen zijn gezicht te stompen;
6
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen “Ik sla je kop er af, ik sla je neer, laat me met rust”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 6] heeft mishandeld door haar hand vast te pakken en/of in haar hand te knijpen en/of haar vingers in een onnatuurlijke positie te buigen;
8
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen “Ik schiet een kogel door je kop”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Nu de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft bekend en door zijn raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020038319, van de politie Eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, basisteam Leiden-Noord, met bijlagen (doorgenummerd blz. 01 t/m 40).
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , d.d. 27 november 2019, blz. 4-6;
  • het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, d.d. 23 januari 2020, blz. 13-16.
Ten aanzien van feit 2:
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , d.d. 27 november 2019, blz. 4-6;
  • het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, d.d. 23 januari 2020, blz. 13-16.
Ten aanzien van het onder 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van het onder 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde:
Ten aanzien van feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 28 januari 2020, voor zover inhoudende (blz. 25):
(…) Plaats delict: (…) Oegstgeest. Pleegdatum: 28 januari 2020 (…) Voordat ik het wist raakte [verdachte] , mij met zijn rechter vuist, op mijn voorhoofd. Ik voelde direct pijn. (…)
- het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , opgemaakt op 28 januari 2020, voor zover inhoudende (blz. 29-30):
(…) Ik zag dat zijn rechter vuist in de richting van het voorhoofd van [slachtoffer 2](de rechtbank begrijp: [slachtoffer 2] )
ging. (…) Ik zag dat hij met zijn rechter vuist het voorhoofd van [slachtoffer 2] raakte. (…)
Ten aanzien van feit 4:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , opgemaakt op 28 januari 2020, voor zover inhoudende (blz. 33):
(…) Plaats delict: (…) Oegstgeest. Pleegdatum: 28 januari 2020 (…) Ik zag dat [verdachte] wilde spugen en ik keerde de rechterkant van mijn gezicht om de spuug te ontwijken. Ik voelde op de rechterkant van mijn gezicht een warme substantie op mijn wang, oor en in mijn haar. Ik heb toen mijn hand op de mond geplaatst van [verdachte] om te voorkomen dat hij nog meer zou spugen. Ik voelde in mijn hand dat hij bleef spugen.(…)
- het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , opgemaakt op 28 januari 2020, voor zover inhoudende (blz. 30):
(…) Ik zag dat [verdachte] in de richting van [slachtoffer 3] spuugde. Ik zag dat er een klodder spuug rond het linkeroog van [slachtoffer 3] zat. (…)
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020052264, van de politie Eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, basisteam Leiden-Noord, met bijlagen (doorgenummerd blz. 01 t/m 56).
Ten aanzien van feit 5:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , opgemaakt op 12 februari 2020, voor zover inhoudende (blz. 30):
(…) Plaats delict: (…) Oegstgeest. Pleegdatum: 12 februari 2020 (…) Na een paar minuten kwam [verdachte] op mij af rennen. Ik zag dat hij zijn rechterbeen strekte en schopte richting mijn linkerbeen. Ik zag dat hij dit met kracht deed. Ik voelde een pijn rond mijn knie. Vervolgens zag ik dat hij met zijn linkerhand gebald tot een vuist met kracht richting mijn gezicht sloeg. Ik voelde een hevige pijn ter hoogte van mijn rechterwang. (…)
- het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , opgemaakt op 12 februari 2020, voor zover inhoudende (blz. 39):
(…) Ik zag dat Ramon 2 of 3 schoppen met zijn linkerbeen tegen [slachtoffer 4](de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] )
zijn rechterbeen aan gaf. (…) Ik zag dat [verdachte] 3 of 4 uithalen met zijn linker- en rechterarm naar het gezicht van [slachtoffer 4] gaf. Ik zag dat hij [slachtoffer 4] in zijn gezicht raakte. (…)
Ten aanzien van feit 6:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , opgemaakt op 20 februari 2020, voor zover inhoudende (blz. 25-26):
(…) Plaats delict: (…) Oegstgeest. Pleegdatum: 20 februari 2020 (…) Ik zag dat de [verdachte] beide vuisten balde en dreigend op mij af kwam lopen. Ik hoorde dat hij daarbij schreeuwde: "Ik sla je kop er af, ik sla je neer, laat me met rust". Dit herhaalde hij meerdere malen. (…)
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , opgemaakt op 20 februari 2020, voor zover inhoudende (blz. 19):
(…) Ik zag dat hij met gebalde vuisten en erg agressief op [slachtoffer 5](de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 5] )
af ging. (…) Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Ik sla je kop er af". (…)
Ten aanzien van feit 7:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , opgemaakt op 20 februari 2020, voor zover inhoudende (blz. 18-19):
(…) Plaats delict: (…) Oegstgeest. Pleegdatum: 20 februari 2020 (…) Ik voelde vervolgens dat [verdachte] mijn linkerhand vast pakte. Ik voelde dat hij in mijn hand kneep. Ik voelde dat hij dit met kracht deed. Ik kon mijn hand namelijk niet terug trekken. Ik voelde dat hij mijn vingers in een onnatuurlijke richting boog, naar de buitenkant van mijn hand. Ik voelde dat hij aan mijn vingers draaide. Ik voelde pijn in mijn vingers. (…)
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , opgemaakt op 20 februari 2020, voor zover inhoudende (blz. 26):
(…) Ik zag dat [verdachte] de linker hand van [slachtoffer 6](de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 6] )
pakte. [slachtoffer 6] probeerde haar hand los te trekken maar dat lukte niet. (…)
Ten aanzien van feit 8:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , opgemaakt op 20 februari 2020, voor zover inhoudende (blz. 28-29):
(…) Plaats delict: (…) Oegstgeest. Pleegdatum: 20 februari 2020 (…) Ik zag dat [verdachte] op een gegeven moment naar mij keek. Ik hoorde hem zeggen: "Ik schiet een kogel door je kop. Katwijkertje". (…)
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , opgemaakt op 20 februari 2020, voor zover inhoudende (blz. 19):
(…) Ik hoorde [verdachte] zeggen tegen [slachtoffer 7] : "Ik schiet een kogel door je kop. Katwijkertje". (…)
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de voornoemde bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 12 november 2019 te Oegstgeest [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen “Wil je dat ik je sla? Ik weet waar jij woont, jij bent een Alphenaar, je weet wat er gebeurd is in Alphen, ze kennen mij daar” en “Moet ik je nu slaan”, en door een dreigende/gevechtshouding aan te nemen en zich breed te maken en met gebalde vuisten te gaan staan;
2
hij op 12 november 2019 te Oegstgeest opzettelijk [slachtoffer 1] , heeft beledigd, door in de richting van [slachtoffer 1] te spugen;
3
hij op 28 januari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar met kracht met gebalde vuist op haar hoofd te stompen;
4
hij op 28 januari 2020 te Oegstgeest opzettelijk [slachtoffer 3] , heeft beledigd, door in de richting van [slachtoffer 3] te spugen;
5
hij op 12 februari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem meerdere keren
- tegen zijn been te schoppen en
- met gebalde vuist tegen zijn gezicht te stompen;
6
hij op 20 februari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, door [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen “Ik sla je kop er af, ik sla je neer, laat me met rust”;
7
hij op 20 februari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 6] heeft mishandeld door haar hand vast te pakken en in haar hand te knijpen en haar vingers in een onnatuurlijke positie te buigen;
8
hij op 20 februari 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen “Ik schiet een kogel door je kop”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte in enige mate verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte handelde onder invloed van een psychiatrische stoornis en dat hij ten tijde van de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van een Pro Justitia rapportage, opgemaakt op 16 juni 2020, door dr. [naam 1] , psychiater, en een Pro Justitia rapportage, opgemaakt op 28 juli 2020 door [naam 2] , psycholoog.
Uit de rapportages blijkt dat de verdachte al lange tijd lijdt aan in ieder geval de psychische stoornis schizofrenie. Psychiater [naam 1] schrijft daarnaast dat sprake is van gelijktijdigheid van deze stoornis en de in deze zaak ten laste gelegde strafbare feiten. Doordat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, kan de psychiater het causale verband tussen de stoornis en de strafbare feiten echter niet vaststellen. Beide rapporteurs hebben - vanwege de weigerachtige houding van de verdachte - geen advies gegeven over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
In het dossier bevinden zich ook Pro Justitia rapportages over de verdachte uit een andere strafzaak, opgemaakt op 28 mei 2020 door psychiater [naam 1] voornoemd en op 20 juli 2020 door [naam 2] , psycholoog.
Psycholoog [naam 2] schrijft in dit rapport:

Cognitief functioneert betrokkene op zwakbegaafd niveau. Hij is bekend met terugkerende psychotische episodes die als schizofrenie kunnen worden gediagnostiseerd. Goed ingesteld op medicatie is verdachte vrijwel psychose vrij. Hoewel de persoonlijkheid zich vanwege het psychiatrisch beeld lastig laat onderzoeken is sprake van een langdurig patroon van antisociaal gedrag dat als een antisociale persoonlijkheidsstoornis kan worden geclassificeerd. De impulsiviteit staat op de voorgrond. Betrokkene is ook bekend met jarenlang misbruik van middelen dat als een stoornis in het gebruik van middelen (alcohol, cannabis, cocaïne) kan worden geclassificeerd. In onderhavig onderzoek is nog meer naar voren gekomen dat de frustratietolerantie zeer beperkt is en dat betrokkene voornamelijk bezig is met directe behoeftebevrediging. De regulerende functies zijn zeer beperkt en staan bij oplopende spanningen snel onder druk.’
In het maatregelenrapport van reclassering Fivoor, opgemaakt op 11 september 2020 door reclasseringswerker [naam 3] , staat beschreven dat de verdachte het door de psycholoog beschreven gedrag ook tijdens zijn voorlopige hechtenis in het PPC vertoont.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat de verdachte op 28 januari 2020, kort na de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, niet door de politie kon worden gehoord, omdat hij daartoe mentaal niet in staat werd geacht.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende informatie bevat om vast te kunnen stellen dat de verdachte leed aan een psychiatrische dan wel psychische stoornis ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.

6.De oplegging van straf en/of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen en zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte van de eventueel op te leggen gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen de dadelijke uitvoerbaarheid van een op te leggen maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte verbleef op de afdeling Klinisch Herstel bij GGZ Rivierduinen. Tijdens zijn opname heeft hij op meerdere momenten medewerkers van de GGZ beledigd, bedreigd en mishandeld. Daarnaast heeft hij een medepatiënt mishandeld. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten. Hij heeft bovendien bij een aantal medewerkers - die zich juist voor hem inzetten - en de medepatiënt pijn en letsel veroorzaakt en heeft voor een gevoel van onrust en onveiligheid gezorgd in de instelling.
Strafmaat
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, gedateerd 13 augustus 2020. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezenverklaarde eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Mede gelet op de ernst van de feiten enerzijds en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte anderzijds, acht de rechtbank de vordering van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, passend en geboden.
TBS met dwangverpleging
[naam 2] , psycholoog, en dr. [naam 1] , psychiater, hebben in hun Pro Justitia rapportages in deze zaak geen uitspraak gedaan over toerekeningsvatbaarheid en een eventuele oplegging van TBS, omdat de verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek.
In een andere strafzaak tegen verdachte waarin door genoemde deskundigen is gerapporteerd, heeft psychiater dr. [naam 1] op 28 mei 2020 vastgesteld dat sprake is van een psychische stoornis, te weten schizofrenie, en een verstandelijke beperking. Daarnaast zijn er antisociale en narcistische trekken in de persoonlijkheid en een lichte stoornis in het gebruik van cannabis. Het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst schat de psychiater in als hoog. Hij is van mening dat TBS met voorwaarden voldoende garanties zal bieden op het terugdringen van recidivegevaar.
De psycholoog, [naam 2] , heeft in eerder genoemd rapport op 20 juli 2020 geconstateerd dat bij de verdachte sprake is van schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast kan volgens de psycholoog een stoornis in het gebruik van middelen (alcohol, cannabis, cocaïne) worden geclassificeerd. De psycholoog stelt dat het recidiverisico onverminderd hoog is en adviseert een TBS met voorwaarden, met een opname in een (matig) beveiligde (forensische) inrichting.
Op 11 september 2020 heeft reclasseringswerker [naam 3] een maatregelrapport ten behoeve van TBS met voorwaarden opgesteld. Hierin schrijft zij het volgende.
De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Bij de verdachte is sprake van complexe problematiek en meerdere diagnoses. Er zijn geen beschermende factoren. Het ontbreekt de verdachte aan inzicht in de relatie tussen zijn ziektebeeld en zijn gewelddadige gedrag. De verdachte verblijft momenteel in het PPC Scheveningen op de crisisafdeling. Het is niet mogelijk gebleken om de verdachte psychosevrij te krijgen en agressie en geweld naar medegedetineerden en medewerkers te voorkomen. Momenteel is het boeienregime beëindigd, maar de verdachte brengt de nachten nog door in een observatiecel, in verband met nachtelijke onrust en overlast. [naam 3] is van mening dat een TBS met voorwaarden uitvoerbaar is, maar dat de haalbaarheid van dit kader vrijwel nihil is. De verdachte lijkt het kader en de consequenties bij het niet nakomen van voorwaarden onvoldoende te begrijpen. [naam 3] schrijft dat het inhumaan zou zijn om van de verdachte te verwachten dat hij, met zijn complexe problematiek waaronder een chronisch psychotisch beeld, zich zal kunnen houden aan de eisen die een TBS met voorwaarden aan hem stelt. De verdachte heeft langdurige behandeling en begeleiding nodig in een kader dat hem tijd en ruimte geeft om te stabiliseren, zonder vergaande consequenties. TBS met dwangverpleging biedt de kans op een langdurig, maar vooral duurzaam, traject waarin geleidelijk gewerkt kan worden aan een zo optimaal mogelijk resocialisatietraject.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij graag TBS met voorwaarden opgelegd wil krijgen, zodat hij opgenomen kan worden in een kliniek. Hij wil zich ook aan alle voorwaarden houden. Een TBS met dwangverpleging ziet de verdachte niet zitten, omdat hij bang is dat hij zijn zoontje dan nooit meer zal zien.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. De bewezenverklaarde bedreigingen zijn misdrijven waarvoor op grond van art. 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht oplegging van TBS mogelijk is, terwijl tijdens het begaan van deze feiten bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de verdachte intensief zal worden behandeld aan en begeleid voor zijn stoornissen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is in welk kader deze behandeling moet plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande, waaronder de complexe problematiek van de verdachte, het ontbreken van beschermende factoren, de lange duur van de noodzakelijke behandeling en het hoge recidiverisico, acht de rechtbank oplegging van TBS met voorwaarden niet passend. Het is, gelet op de problematiek van de verdachte in combinatie met zijn zwakbegaafdheid, zeer onzeker of hij overziet wat de voorwaarden – waarmee hij verklaart in te stemmen - inhouden en of hij in staat zal zijn zich daaraan te houden. Het kader van de TBS met voorwaarden waarborgt bovendien onvoldoende dat de verdachte bij een terugval in een psychose en dreigend of agressief gedrag de benodigde behandeling blijft krijgen. Binnen het kader van een TBS met voorwaarden kan een dergelijke terugval immers leiden tot een vordering tot omzetting van de TBS met voorwaarden in een TBS met dwangverpleging, waarmee een onderbreking van de behandeling en terugplaatsing in een PPC gepaard gaan, met alle (verder) ontregelende gevolgen van dien. Binnen de TBS met dwangverpleging kan de verdachte de langdurige behandeling krijgen die hij nodig heeft en kan ook adequaat worden ingegrepen indien de verdachte zou ontregelen en agressief gedrag zou gaan vertonen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist, dat aan de verdachte TBS met dwangverpleging wordt opgelegd.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank is van oordeel dat de bedreigingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] werden voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de bedreigde. Ten aanzien van [slachtoffer 1] nam de verdachte een dreigende houding aan, maakte hij zich breed en ging hij met gebalde vuisten staan op het moment dat hij haar bedreigde. Tijdens de bedreiging van [slachtoffer 5] liep de verdachte tijdens het uiten van de bedreiging met gebalde vuisten en een dreigende houding op [slachtoffer 5] af. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van geweldsmisdrijven.
De TBS maategel zal dan ook worden opgelegd voor misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft de onder 1 en 6 bewezen verklaarde feiten. Om die reden kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De officier van justitie heeft gevorderd de terbeschikkingstelling met dwangverpleging dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Aangezien een wettelijke basis voor het dadelijk uitvoerbaar verklaren van een TBS met dwangverpleging ontbreekt, zal de rechtbank hiervan afzien.

7.De vordering van de benadeelde partij

Het dossier bevat twee schadevergoedingsformulieren, van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7] . In beide schadevergoedingsformulieren is geen bedrag ingevuld. Er zijn dan ook geen vorderingen ingediend waarop de rechtbank hoeft te beslissen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b, 57, 266, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals die hierboven onder 3.4 bewezen zijn verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2:belediging;
ten aanzien van feit 3:mishandeling;
ten aanzien van feit 4:belediging;
ten aanzien van feit 5:mishandeling;
ten aanzien van feit 6:bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 7:mishandeling;
ten aanzien van feit 8:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
2(
twee)
maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de veroordeelde en
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Kelkensberg, voorzitter,
mr. H.A.G. Nijman, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2020.