ECLI:NL:RBDHA:2020:10324
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerplaats wegens parkeergelegenheid op eigen terrein en beroep op hardheidsclausule
In deze zaak heeft eiseres op 27 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats, omdat het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van haar woning was afgenomen. De aanvraag werd op 26 april 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen, omdat eiseres gebruik kan maken van een parkeergelegenheid op eigen terrein. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 11 oktober 2019. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 2 september 2020, die via telefonische beeldverbinding plaatsvond, was eiseres aanwezig met haar waarnemer. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar medische situatie en het beroep op het gelijkheidsbeginsel, in overweging genomen. Eiseres stelde dat de parkeergarage voor haar geen optie was vanwege de afstand en de helling die zij moest overbruggen, maar de rechtbank oordeelde dat zij deze stellingen niet voldoende had onderbouwd met verifieerbare stukken.
De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid de aanvraag had kunnen afwijzen, aangezien eiseres in beginsel over een eigen parkeerplaats kan beschikken. Ook het beroep op de hardheidsclausule werd afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat de toepassing van de beleidsregels tot bijzondere hardheid zou leiden. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar argumenten met medische gegevens had moeten onderbouwen, wat zij niet had gedaan. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.