ECLI:NL:RBDHA:2020:10324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerplaats wegens parkeergelegenheid op eigen terrein en beroep op hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiseres op 27 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats, omdat het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van haar woning was afgenomen. De aanvraag werd op 26 april 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen, omdat eiseres gebruik kan maken van een parkeergelegenheid op eigen terrein. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 11 oktober 2019. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 2 september 2020, die via telefonische beeldverbinding plaatsvond, was eiseres aanwezig met haar waarnemer. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar medische situatie en het beroep op het gelijkheidsbeginsel, in overweging genomen. Eiseres stelde dat de parkeergarage voor haar geen optie was vanwege de afstand en de helling die zij moest overbruggen, maar de rechtbank oordeelde dat zij deze stellingen niet voldoende had onderbouwd met verifieerbare stukken.

De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid de aanvraag had kunnen afwijzen, aangezien eiseres in beginsel over een eigen parkeerplaats kan beschikken. Ook het beroep op de hardheidsclausule werd afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat de toepassing van de beleidsregels tot bijzondere hardheid zou leiden. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar argumenten met medische gegevens had moeten onderbouwen, wat zij niet had gedaan. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7477

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R.D. Fehrmann).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een individuele gehandicaptenparkeerplaats afgewezen.
Bij besluit van 11 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2020. De zitting heeft via telefonische beeldverbinding plaatsgevonden. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. J.J. van Kuijk, als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres heeft op 27 februari 2019 een aanvraag gedaan om een individuele gehandicaptenparkeerplaats, omdat het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van haar woning was afgenomen.
1.2
Verweerder heeft bij het primaire besluit, de aanvraag om een individuele gehandicaptenparkeerplaats afgewezen, op de grond dat eiseres gebruik kan maken van een parkeergelegenheid op eigen terrein (POET). Tevoren heeft eiseres een zienswijze ingebracht tegen het voornemen tot afwijzing van de aanvraag.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder – in navolging van de Adviescommissie bezwaarschriften – de afwijzing gehandhaafd. De door eiseres ingebrachte medische argumenten en haar beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft zij niet met stukken onderbouwd, zodat verweerder hierin geen aanleiding ziet tot toekenning van de aanvraag. Het door eiseres gestelde onveilige karakter van de parkeergarage is volgens verweerder een zaak voor de beheerder daarvan, dan wel de politie.
3. Eiseres betoogt dat de parkeergarage voor haar geen optie is. Zij dient om daarvan gebruik te maken niet slechts de gestelde afstand van 55 meter te overbruggen, maar doordat zij haar linkerhand niet kan gebruiken dient zij om de parkeergarage te kunnen betreden ook uit haar auto te stappen om de deur van de parkeergarage te openen. Verder moet zij om de parkeergarage te verlaten een stuk door de garage lopen en een steile helling beklimmen, om vervolgens de deur van de parkeergarage te openen en 55 meter te lopen om haar woning te bereiken. Vanwege de beperkingen in haar rechterheup, zoals beschreven in het Sociaal Medisch Advies (SMA) van 3 december 2012, kan zij de helling in de parkeergarage niet beklimmen. Uit de recente medische gegevens van de huisarts van eiseres blijkt bovendien dat haar beperkingen zijn toegenomen. Verweerder heeft daar bij zijn besluitvorming geen rekening mee gehouden. Ook heeft verweerder niet of nauwelijks met eiseres gecommuniceerd over de afwijzing. Hij heeft haar niet duidelijk gemaakt hoe zij haar beroep op het gelijkheidsbeginsel en haar medische argumenten moest onderbouwen en heeft geen contact met haar gezocht om te bezien of het toekennen van een gehandicaptenparkeerplaats alsnog mogelijk is.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Het college hanteert bij zijn besluitvorming over gehandicaptenparkeerplaatsen ten behoeve van bestuurders de Beleidsregels gehandicaptenparkeren 2012 (de Beleidsregels).
Op grond van artikel 1.3 van de Beleidsregels is voor toekenning van een individuele gehandicaptenparkeerplaats vereist dat de aanvrager niet de beschikking heeft over een eigen parkeerplaats.
Ingevolge artikel 8.1 van de Beleidsregels kan ten gunste van de aanvrager van deze beleidsregels worden afgeweken in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels tot bijzondere hardheid leidt.
5.1
Niet in geschil is dat er onder de woning van eiseres een parkeergarage aanwezig is. Reeds gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres in beginsel over een eigen parkeerplaats kan beschikken. Dat eiseres, zoals zij ter zitting heeft toegelicht, een abonnement moet afsluiten om toegang tot de garage te verkrijgen, leidt niet tot een ander oordeel.
5.2
Op grond van artikel 1.3 van de Beleidsregels heeft verweerder de aanvraag van eiseres dan ook in redelijkheid kunnen afwijzen. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen omstandigheden zijn die nopen tot toepassing van artikel 8.1 van de Beleidsregels.
5.3
Niet in geschil is dat eiseres een langdurige loopbeperking heeft en niet in staat is een afstand van meer dan 100 meter te overbruggen. Eiseres heeft haar stelling dat de parkeergarage voor haar geen optie is omdat de loopafstand te groot is en zij een voor haar onoverbrugbare helling en/of trap moet beklimmen, echter niet aannemelijk gemaakt. Zij heeft deze feitelijke stellingen over de parkeergarage niet met verifieerbare stukken onderbouwd. Evenmin heeft zij met medische informatie onderbouwd dat zij niet in staat zou zijn gebruik te maken van de parkeergarage.
5.4
Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in de door eiseres aangevoerde redenen geen omstandigheden gelegen zijn als bedoeld in artikel 8.1 van de Beleidsregels.
6.1
Voorts ligt het op de weg van eiseres om een door haar gedaan beroep op het gelijkheidsbeginsel concreet te onderbouwen. Er is geen rechtsregel op grond waarvan verweerder gehouden zou zijn om haar aan te geven met welke stukken eiseres haar betoog dient te onderbouwen. Hetzelfde geldt voor de onderbouwing van haar medische argumenten, nog daargelaten dat verweerder in zijn voornemen tot afwijzen van de aanvraag heeft gemeld dat “als u medische argumenten naar voren brengt, dient u deze [te] onderbouwen met gegevens van de behandelend(e) specialist(en) en/of een tegenadvies van een objectieve deskundige”. Verder heeft verweerder in het primaire besluit overwogen “verder heeft u niet nader onderbouwd (bijvoorbeeld met medische stukken) dat u vanwege uw fysieke gesteldheid geen gebruik zou kunnen maken van de betreffende parkeergarage”. Eiseres kon er aldus van op de hoogte zijn dat zij haar argumenten met (medische) stukken diende te onderbouwen.
6.2
Het betoog van eiseres dat verweerder met haar in gesprek had moeten treden, slaagt evenmin. Uit de besluitvorming blijkt dat eiseres haar standpunten en belangen voldoende heeft kunnen toelichten. Zij heeft haar zienswijze naar voren kunnen brengen en ze is in bezwaar gehoord. Het beroep van eiseres op de uitspraak van de rechtbank Limburg van 24 februari 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2017:1712) gaat niet op. De belangen waarmee volgens deze uitspraak bij de toekenning van een gehandicaptenparkeerplaats (ook) rekening moet worden gehouden, betroffen de belangen van de omwonenden, niet die van de aanvrager.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2020.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd
deze uitspraak mede
te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.