ECLI:NL:RBDHA:2020:10323
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijzondere bijstand voor woninginrichting en beoordeling van voorliggende voorzieningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting. Eiser, die al geruime tijd een bijstandsuitkering ontvangt, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de aanschaf van een koelkast en wasmachine, omdat zijn gezin in het kader van gezinshereniging naar Nederland zou inreizen. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, met de motivering dat de kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan behoren en dat eiser een lening kan afsluiten bij de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) als voorliggende voorziening.
Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat hij recht heeft op de gevraagde bijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten waarvoor eiser bijstand heeft aangevraagd noodzakelijk zijn, maar dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er een voorliggende voorziening beschikbaar is in de vorm van een lening bij de GKB. Eiser is er niet in geslaagd aan te tonen dat deze voorziening niet passend of toereikend is, en zijn persoonlijke bezwaren tegen het aangaan van een lening zijn niet voldoende om de afwijzing van de bijstandsaanvraag te rechtvaardigen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.