ECLI:NL:RBDHA:2020:10235
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Sri Lankaanse eiser op grond van ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Sri Lankaanse afkomst. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een enkelvoudige kamer en het onderzoek ter zitting vond plaats op 7 oktober 2020. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft verklaard dat hij Sri Lanka heeft verlaten vanwege vervolging door de autoriteiten, die hem zouden beschuldigen van betrokkenheid bij activiteiten van de Tamil Tijgers. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel sommige elementen van zijn verhaal geloofwaardig zijn, de problemen die hij naar voren heeft gebracht niet aannemelijk zijn gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor asiel, omdat er geen reëel risico bestaat op een schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Sri Lanka. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd en het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.