Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
verzoeker in de zaak met zaak-/rolnummer 8414630 RP VERZ 20-50193,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijswijk,
verzoekster in de zaak met zaak-/rolnummer 8471318 RP VERZ 20-50249,
1.Het procesverloop
2.De feiten in beide verzoeken
3.Het verzoek van [werknemer]
- te verklaren voor recht dat geen sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet;
- de veroordeling van BMDH om binnen veertien dagen na heden aan [werknemer] te voldoen:
- waarbij de bedragen onder d. en e. worden vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW en te bepalen dat BMDH voor de uit te keren bruto bedragen een deugdelijke bruto/netto-specificatie zal verstrekken;
- de veroordeling van BMDH om (f.) binnen veertien dagen na heden aan [werknemer] deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken van het salaris over januari en februari 2020 en van de eindafrekening van het dienstverband, alsmede om (g.) aan de pensioenverzekeraar van [werknemer] de pensioenpremies (werkgever- en werknemersdeel) over januari en februari 2020 te voldoen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat BMDH hiermee in gebreke blijft;
- de veroordeling van BMDH in de kosten van deze procedure.
4.Het verweer tegen het verzoek van [werknemer] en het zelfstandig verzoek van BMDH
5.De beoordeling in beide verzoeken
NJ2014/498).
in [de] strikte zin des woords (…) geen sprake [is] van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek”.Volgens de bedrijfsarts ervaart [werknemer] wel
“reële klachten, [die een] oorzaak kennen in langdurig ervaren werkgerelateerde knelpunten”.Ook kan werkhervatting volgens de bedrijfsarts niet zonder meer plaatsvinden, zonder dat een oplossing wordt gevonden voor de door [werknemer] ervaren knelpunten. De bedrijfsarts heeft aan partijen als advies meegegeven om onder begeleiding van een mediator in gesprek te gaan en hiermee vanaf week 4 te starten.
“on-hold”was gezet in het kader van een ‘alternatieve oplossingsroute’. Dit betekent dat het traject dus ook weer gecontinueerd kon (en had moeten) worden.
Kamerstukken II2013/2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en
Kamerstukken II, 2013/2014, 33 818, nr. 7, pag. 91). Uit het
Hairstyle-arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) volgt evenwel dat dit niet hoeft te betekenen dat de gevolgen van een beëindiging van het dienstverband bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding geen rol mogen spelen in een geval waarin de wet een werknemer een aanspraak geeft op zo'n vergoeding omdat de werkgever een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de reden dat de arbeidsovereenkomst eindigt. Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. Bij de begroting van de billijke vergoeding komt het aan op alle omstandigheden van het geval. De kantonrechter dient in de motivering van zijn oordeel inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag € 15.542,87 bruto, waarbij de volgende omstandigheden en schadecomponenten in aanmerking worden genomen.
Mak/SGBO).