ECLI:NL:RBDHA:2020:10130
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring wegens eigen verantwoordelijkheid in woonsituatie
In deze zaak heeft eiseres, die in juli 2018 vanuit het buitenland naar Nederland is verhuisd, een aanvraag voor een voorrangsverklaring ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Deze aanvraag werd op 3 juli 2019 afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening gemeente Den Haag. De rechtbank heeft op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard.
Eiseres had aangevoerd dat zij niet had kunnen voorzien dat zij in een te krappe woning zou moeten verblijven en dat er sprake was van een schrijnende situatie, vooral met betrekking tot haar dochter die lijdt aan angsten. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor haar woonsituatie, aangezien zij zonder passende woonruimte naar Nederland was verhuisd en bij een kennis was gaan inwonen. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat eiseres had kunnen voorzien dat deze situatie problematisch zou zijn.
De rechtbank heeft ook overwogen of eiseres nog procesbelang had, aangezien zij inmiddels een woning had gevonden in [plaats 2]. De rechtbank concludeerde dat er nog procesbelang was, omdat eiseres schadevergoeding wenste voor het opzeggen van haar baan. Desondanks werd het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet voldeed aan de criteria voor een voorrangsverklaring en er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich voldoende rekenschap had gegeven van de belangen van de kinderen van eiseres, maar dat dit niet leidde tot een verplichting om een voorrangsverklaring te verlenen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van individuen voor hun woonsituatie en de strikte toepassing van de Huisvestingsverordening door de gemeente Den Haag. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.