ECLI:NL:RBDHA:2020:10129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
SGR 19 /7948
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring wegens onderhoudsproblemen in de woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een voorrangsverklaring door de gemeente Den Haag. Eiseres, die sinds 30 november 2006 met haar gezin in een woning in Den Haag woont, heeft in 2018 een aanvraag ingediend vanwege ernstige onderhoudsproblemen in haar woning, waaronder wateroverlast, schimmel en ratten. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat de problemen niet met de verhuurder konden worden opgelost. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank eerder in 2019 het besluit van de gemeente had vernietigd en de gemeente had opgedragen om een nieuw besluit te nemen.

In het vervolg op deze uitspraak heeft de gemeente opnieuw het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank oordeelt dat de gemeente onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de nakoming van afspraken met de verhuurder. Eiseres heeft aangevoerd dat de situatie voor haar gezin, met jonge kinderen, ongezond is en dat de gemeente haar verplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente weliswaar meldingen van eiseres heeft opgepakt, maar dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij alles heeft gedaan om de problemen op te lossen. De rechtbank concludeert dat de gemeente terecht heeft geoordeeld dat de woonproblemen geen reden zijn voor het verlenen van een voorrangsverklaring.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelt dat de gemeente op goede gronden heeft gesteld dat de woonproblemen niet leiden tot een recht op een voorrangsverklaring. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7948

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: G. Tjon Man Tsoi).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een voorrangsverklaring afgewezen.
Bij besluit van 12 september 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij uitspraak van 3 juli 2019 (SGR 18/7088) is het beroep gegrond verklaard en het besluit van 12 september 2018 vernietigd.
Bij besluit van 5 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2020 middels videoconferentie. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ter zitting zijn [A] , de echtgenoot van eiseres, en Y. Tariyeh, de tolk, verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres woont sinds 30 november 2006 met haar echtgenoot en hun drie kinderen op de [adres] [huisnummer 1] in Den Haag. Op 29 januari 2018 heeft eiseres de onderhavige aanvraag ingediend. Met betrekking tot haar huidige woning heeft eiseres aangegeven dat er onderhoudsklachten zijn, er wateroverlast en vocht- en schimmelproblematiek is en dat er ratten in de gezamenlijke tuin aanwezig zijn.
2. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen omdat [A] , de echtgenoot van eiseres, niet over een geldig verblijfsdocument beschikt en niet is gebleken dat eiseres de betreffende situatie niet op een andere wijze kan oplossen. Vooropgesteld wordt dat eiseres de onderhoudsproblemen met de eigenaar van de woning dient op te lossen. Immers, eiseres heeft de problemen doorgegeven aan het huurteam van de GGD Haaglanden en naar aanleiding van een gezamenlijk huisbezoek zijn met de verhuurder afspraken gemaakt om de onderhoudsproblemen te verhelpen. Niet is gebleken dat deze afspraken, zoals vastgelegd in de brief van mevrouw J. Mikkers, medisch milieukundig hygiënist van de GGD, d.d. 19 oktober 2017, niet zijn nageleefd. Verder is aan eiseres tegengeworpen dat zij een passende woning aan de [weg] [huisnummer 2] in Den Haag aangeboden heeft gekregen maar deze heeft geweigerd. In het besluit van 12 september 2018 heeft verweerder het bezwaar overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften ongegrond verklaard en is de weigeringsgrond dat de echtgenoot niet over een geldig verblijfsdocument beschikt vervallen en is het primaire besluit voor het overige gehandhaafd. Overwogen is dat de woning aan de [weg] [huisnummer 2] inmiddels vergeven is en dat eiseres geen andere woning zal worden aangeboden, gelet op het feit dat eiseres het gesprek heeft begrepen en geen specifieke redenen heeft aangedragen waarom zij de woning aan de [weg] [huisnummer 2] niet wilde aannemen.
3. De rechtbank heeft bij de uitspraak van 3 juli 2019 overwogen dat verweerder geen duidelijkheid heeft kunnen verschaffen over de vraag of de met de GGD gemaakt afspraken om de onderhoudsgebreken in de huidige woning te verhelpen zijn nagekomen door de verhuurder. De rechtbank is van oordeel dat op dit punt sprake is van onvoldoende onderzoek en een ontoereikende motivering. Nu de gemeente Den Haag verhuurder is en partij bij de gemaakte afspraken rust op verweerder een bijzondere inspanningsverplichting om te onderzoeken hoe het staat met de gemaakte afspraken en kan zij dat ook eenvoudig nagaan en zo nodig nakoming initiëren. Het beroep is hierdoor gegrond verklaard en de rechtbank vernietigt het besluit van 12 september 2018 en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
4. Naar aanleiding van de uitspraak heeft verweerder bij het bestreden besluit opnieuw op het bezwaar beslist. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften ongegrond verklaard en is de weigeringsgrond dat de echtgenoot niet over een geldig verblijfsdocument beschikt vervallen. Daarnaast heeft verweerder geoordeeld dat de woonproblemen op een andere wijze kunnen worden opgelost, namelijk door de verhuurder aan te spreken op de onderhoudsproblemen.
5. Eiseres voert in beroep aan dat vanwege de gezinsuitbreiding het belang bij de afgifte van een voorrangsverklaring is vergroot.
Verweerder stelt dat de woonproblemen op een andere wijze opgelost kunnen worden, bijvoorbeeld door de verhuurder aan te spreken. Het doorgeven van problemen gebeurt echter al een lange tijd en met regelmaat. Er zijn met de verhuurder ook afspraken gemaakt om de problemen te verhelpen, maar de woonsituatie blijft ongezond, met name voor jonge kinderen zoals de jeugdverpleegkundige in februari 2018 schreef. De vochtproblemen zijn niet verholpen, waarmee de klachten van eiseres niet op een adequate wijze zijn behandeld. Volgens de rechtbank is het bij uitstek aan de gemeente en daarmee aan verweerder om de problemen tot een oplossing te laten komen, maar niet is gebleken dat verweerder enig nader onderzoek heeft gedaan ten aanzien van de nakoming van de met eiseres gemaakte afspraken. Verweerder kan zich dan ook niet in redelijkheid op het standpunt stellen dat eiseres en haar gezin onvoldoende hebben gedaan om de betreffende situatie op een andere wijze op te lossen. Nu eiseres al twee jaar de problemen probeert op te lossen is het duidelijk dat de problemen niet met de verhurende partij kunnen worden opgelost, want eiseres en haar gezin zitten nog steeds in een woning die schadelijk is voor de gezondheid en stress tot gevolg heeft. Hieruit kan verweerder niet opmaken dat de meldingen zijn opgepakt. Verweerder voldoet aldus niet aan de bijzondere inspanningsverplichting tot onderzoek zoals door de rechtbank bij uitspraak van 3 juli 2019 is geoordeeld.
In beroep zijn nog aanvullende stukken overgelegd, namelijk de brief van medisch milieukundig hygiënist van GGD Haaglanden J. Mikkers, van 23 juli 2020, het e-mailverkeer tussen J. Mikkers en E. Miesen, het e-mailverkeer over de woning aan de [kade] en bewijs waaruit blijkt dat de klachten over de woning niet in behandeling worden genomen.
6. De rechtbank overweegt het volgende.
6.1
Uit het bestreden besluit volgt dat de aanvraag nog enkel is afgewezen omdat niet is gebleken dat eiseres de betreffende situatie – haar woonproblemen – niet op een andere wijze kan oplossen, hetgeen is neergelegd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder g, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019. Zoals uit de brief van 19 oktober 2017 blijkt, heeft naar aanleiding van een klacht van eiseres bij het huurteam op initiatief van de GGD een huisbezoek plaatsgevonden, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de verhuurder van haar huidige woning, te weten de Centrale Vastgoedorganisatie van de gemeente Den Haag. In die brief zijn een aantal tekortkomingen geconstateerd en is onder meer geconcludeerd dat door lekkages, beperkte ventilatiecapaciteit en optrekkend en doorslaand vocht schimmel kan ontstaan en dit gezondheidsklachten kan geven. Er zijn afspraken gemaakt tussen eiseres en de verhuurder om onderhoudsgebreken op te lossen, waarbij van de zijde van verhuurder onder meer is toegezegd dat de vochtproblemen door lekkages, het optrekkend en doorslaand vocht verholpen zullen worden. In de uitspraak van 3 juli 2019 heeft de rechtbank in rechtsoverweging 6.4 geoordeeld dat verweerder geen duidelijkheid heeft kunnen verschaffen of de gemaakt afspraken om de onderhoudsgebreken in de huidige woning te verhelpen zijn nagekomen door de verhuurder. Eiseres stelt dat verweerder met het bestreden besluit nog steeds onvoldoende onderzoek heeft gedaan en ontoereikende motivering heeft gegeven, waardoor niet is voldaan aan de bijzondere inspanningsverplichting die uit de uitspraak van 3 juli 2019 volgt.
6.2
De rechtbank overweegt dat verweerder na de uitspraak nader onderzoek heeft gedaan naar de gemaakte afspraken over de woning van eiseres en de stand van zaken.
Uit de e-mail van 9 augustus 2019 tussen de technisch manager van MVGM, de beheerder van de woning, en de gemachtigde van verweerder blijkt dat de door de GGD opgestelde voorstellen deels door de verhuurder zijn weerlegd en deels zijn opgepakt. Zo heeft MVGM aan eiseres aangegeven dat zij de woning moet ventileren en de verhuurder heeft aangeven hierop verder geen actie te ondernemen. Verhuurder heeft eiseres verzocht om de problematiek omtrent vochtdoorslag in de wand grenzend aan de douche te laten verhelpen, maar hierop is geen terugkoppeling ontvangen van eiseres. Er is destijds overleg geweest met de afdeling sociaal domein omtrent de geluidsoverlast en knaagdieren en hierop is actie ondernomen. In de e-mail staat dat hierover door eiseres niet meer is geklaagd, ook niet via de afdeling sociaal domein. Verhuurder heeft de buitengevel verder behandeld tegen de vochtdoorslag.
Uit de e-mail van 1 oktober 2019, en de bijlage, tussen de technisch manager van MVGM en de gemachtigde van verweerder blijkt dat er meerdere meldingen van eiseres zijn afgehandeld in de periode 31 juli 2017 tot en met 11 juli 2019, waaronder meldingen over een defecte cv, toiletverstoppingen, het herstellen van kitnaden van de douchebak, verhelpen van lekkages en het vervangen en herstellen van de rioolpomp. De melding van het herstellen van een verstopping op 5 juli 2018 is komen te vervallen, omdat de opdrachtnemer niet werd toegelaten tot de woning. Uit een andere e-mail van 1 oktober 2019 tussen de technisch manager van MVGM en de gemachtigde van verweerder blijkt dat er met eiseres mondeling afspraken zijn gemaakt over de wand aangrenzend aan de woonkamer, omdat daar sprake was van vochtschade tijdens de rondgang in 2017. De aannemer heeft de wand bekeken en naar voren is gekomen dat eiseres een aanpassing heeft gemaakt in de badkamer met als resultaat vochtschade in de wand aan de woonkamer. Tijdens de rondgang is toen mondeling afgesproken dat eiseres de problematiek zou laten verhelpen.
Uit de e-mail van 25 februari 2020 tussen de technisch manager van MVGM en de gemachtigde van verweerder blijkt dat er tot 1 januari 2020 geen meldingen meer zijn binnengekomen en dat MVGM sindsdien niet meer de beheerder is van de woning, maar de Centrale vastgoed organisatie.
Het beheer van de woning is per 1 januari 2020 overgenomen door Centrale vastgoedorganisatie van Gemeente Den Haag. Uit de e-mail van 14 september 2020 blijkt dat er sinds januari meerdere meldingen zijn gedaan door eiseres en zijn opgepakt door de beheerder, zoals het sturen van een onderhoudsmonteur voor wateroverlast en een niet werkende verwarming, het repareren van de beugel van het toiletreservoir, te veel auto’s op het terrein en het vervangen van de Sanibroyeur (rioolpomp). Het vervangen van de Sanibroyeur is echter uitgesteld op verzoek van de echtgenoot van eiseres omdat eiseres op dat moment hoogzwanger was. Daarna is er, volgens de verklaringen ter zitting, door de echtgenoot van eiseres geen nieuwe afspraak gemaakt.
Uit de brief van 23 juli 2020 van Janneke Mikkers, medisch milieukundig hygiënist van GGD Haaglanden, blijkt dat zij op 22 juli 2020 op huisbezoek is geweest. In 2017 is zij ook op huisbezoek geweest bij eiseres in verband met vocht- en schimmelproblemen. Uit de bevindingen van mevrouw Mikkers blijkt dat er tussen de buitendeur en de woning een zeer sterke vocht- en schimmelgeur hangt, dat de woning tijdens het bezoek warm en benauwd is en dat de ramen en ventilatieroosters maar 4 uur per dag openstaan. Verder lijkt de afzuiging in de keuken en in de badkamer voldoende te functioneren en heeft de verhuurder extra ventilatiemogelijkheden gemaakt.
6.3
Gelet op deze correspondentie blijkt dat meldingen van eiseres wel worden opgepakt en dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat niet is gebleken dat eiseres de problemen niet met de verhuurder kan oplossen. Er is in beroep een e-mail overgelegd van 6 december 2019 van de echtgenoot van eiseres aan de servicedesk VvE van MVGM met daarin een klacht. De reactie op die klacht was dat het adres van eiseres niet bij hen geregistreerd stond, waardoor de klacht niet in behandeling is genomen. Nu dit niet de juiste servicedesk voor klachten is volgens het huurcontract en eiseres daarna dezelfde klacht niet heeft doorgestuurd naar de juiste servicedesk, overweegt de rechtbank dat hieruit niet blijkt dat de beheerder van de woning meldingen van eiseres niet oppakt of uitvoert. Eiseres heeft verder geen stukken overgelegd waar uit blijkt dat zij meldingen heeft gedaan die door de beheerder van de woning niet zijn opgepakt of uitgevoerd. Daarnaast heeft eiseres meerdere malen het advies gekregen om de woning 24 uur per dag, dan wel zo veel mogelijk, te ventileren en uit controles blijkt dat dit niet wordt gedaan, waardoor verweerder heeft kunnen stellen dat eiseres niet alles in het werk heeft gesteld om de problemen op te lossen. De rechtbank is hierdoor van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft gesteld dat de woonproblemen geen reden zijn om een voorrangsverklaring te verstrekken.
6.4
Gezien het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder een juiste uitleg heeft gegeven aan de uitspraak van 3 juli 2019 en het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Maas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.