In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en de Gemeente Leiden, waarbij [B.V. I] als tussenkomende partij is toegelaten. De procedure betreft een aanbesteding voor het project 'Bouwrijp maken Rijnsburgerblok K3/K4', waarbij [eiseres] zich benadeeld voelde door de gunningsbeslissing van de gemeente. De gemeente had [eiseres] uitgesloten van deelname aan de aanbesteding omdat zij in strijd met het contactverbod had gehandeld door een wethouder te benaderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente geen gegronde reden had om [eiseres] uit te sluiten, aangezien er geen sprake was van oneerlijke concurrentie. De rechter concludeerde dat de beoordeling van de inschrijving van [eiseres] niet juist was, maar dat de gunningsbeslissing niet kon worden herzien omdat de beoordelingscommissie een ruime beoordelingsvrijheid had. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente en [B.V. I].