ECLI:NL:RBDHA:2019:9932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
NL19.17965 en NL19.17967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak met Nigeriaanse eisers

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 18 september 2019, hebben twee Nigeriaanse eisers, gezamenlijk vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S. Zwiers, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met het argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvragen op basis van de Dublinverordening. De eisers hebben op 3 mei 2019 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij eiseres ook een aanvraag deed voor haar minderjarige dochter. De rechtbank heeft het onderzoek zonder zitting gesloten, met toestemming van partijen.

De rechtbank overweegt dat de eisers eerder in Italië asiel hebben aangevraagd en dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor hun aanvragen. De eisers betogen dat er geen concrete toezeggingen van de Italiaanse autoriteiten zijn en dat Italië zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen, vooral gezien de recente wetgeving die de opvang van asielzoekers in Italië beïnvloedt. De rechtbank stelt vast dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De rechtbank wijst erop dat de Italiaanse autoriteiten garanties hebben gegeven voor de opvang van asielzoekers, ook voor kwetsbare personen zoals gezinnen met minderjarige kinderen.

De rechtbank concludeert dat de eisers niet hebben aangetoond dat hun overdracht naar Italië zou leiden tot een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.17965 en NL19.17967

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], eiser,

[naam 2], eiseres,
gezamenlijk: eisers
,
(gemachtigde: mr. S. Zwiers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 1 augustus 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en hebben tevens verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend. Deze verzoeken zijn geregistreerd onder nummers NL19.17966 en NL.19.17968. Verder hebben zij aanvullende gronden van beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank sluit het onderzoek met toestemming van partijen zonder zitting [1] .

Overwegingen

1. Eisers stellen de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op [geboortedatum 1] respectievelijk [geboortedatum 2]. Eisers hebben op 3 mei 2019 in Nederland een asielaanvraag ingediend (eiseres mede namens haar minderjarige dochter [naam 3], geboren op [geboortedatum 3] en eveneens van Nigeriaanse nationaliteit).
2. Verweerder heeft de aanvragen in de bestreden besluiten niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk wordt geacht. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eisers eerder in Italië verzoeken om internationale bescherming hebben ingediend. Verweerder heeft Italië daarom verzocht om eisers terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening [2] . Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd.
3. Eisers voeren aan dat enkel sprake is van een fictief claimakkoord en dat concrete toezeggingen van de Italiaanse autoriteiten ontbreken. Verder stellen eisers dat verweerder ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. In Italië is sprake van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de opvangvoorzieningen en er zijn concrete aanwijzingen dat Italië zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. De nieuwe Italiaanse wetgeving schrijft voor dat SPRAR locaties alleen nog beschikbaar zijn voor statushouders en alleenstaande minderjarigen. Asielzoekers zijn aangewezen op de overige opvangstructuren in Italië. Dit betekent dat de garanties dat gezinnen met minderjarige kinderen na een Dublinoverdracht opgevangen worden in een zogenaamde SPRAR-locatie, die door de Italiaanse autoriteiten naar aanleiding van het arrest Tarakhel [3] zijn gedaan, zijn komen te vervallen. Mede gelet op wet 14/2015 [4] leidt dit tot de conclusie dat opvang van eisers in het geheel niet is gegarandeerd en dat niet aan de Tarakhel-vereisten wordt voldaan. Eisers voeren aan dat, nu eiseres zwanger is (zij zal in september bevallen) en zij een minderjarig kind hebben, zij tot de groep behoren van gezinnen met minderjarige kinderen, en daarmee als kwetsbare vreemdelingen dienen te worden aangemerkt. Ter onderbouwing van dat standpunt hebben eisers verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 28 juni 2019 [5] en de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 7 augustus 2019 [6] . Verder is aangevoerd dat eiser een ernstige nierziekte heeft en is een medisch verslag van 14 juni 2019 overgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening komt een claimakkoord tot stand wanneer niet tijdig op een verzoek tot over- of terugname wordt gereageerd. Indien sprake is van een claimakkoord – al dan niet fictief – is het uitgangspunt dat ervan uit kan worden gegaan dat de Italiaanse autoriteiten het onderhavige verzoek om internationale bescherming in behandeling zullen nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen.
5. Als uitgangpunt geldt verder dat ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat het aan eisers is om aannemelijk te maken dat dit anders is. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat Italië zijn verdragsverplichtingen jegens hen niet nakomt. De Afdeling [7] heeft in haar uitspraak van 19 december 2018 [8] overwogen dat verweerder ten aanzien van Italië terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat en dat het Salvini-decreet niet tot gevolg heeft dat Dublinclaimanten geen opvang meer krijgen. De Afdeling heeft bij uitspraken van 12 juni 2019 [9] en 12 augustus 2019 [10] geoordeeld dat dit ook geldt voor kwetsbare personen. De rechtbank ziet in de minder recente uitspraken van zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 28 juni 2019 en zittingsplaats Haarlem van 7 augustus 2019 dan ook geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Eisers hebben gesteld dat zij geen recht op adequate opvang hebben, maar zij hebben dat niet gemotiveerd onderbouwd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de algemene garanties in de circular letter van de Italiaanse autoriteiten van 8 januari 2019 en de geldigheid en de betekenis daarvan voor alle individuele gevallen, ook voor gezinnen met minderjarige kinderen zoals dat van eisers.
6. Dat eiseres hoogzwanger is en naar verwachting in september zal bevallen kan niet tot een ander oordeel leiden. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er vanuit gaan dat Italië dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden heeft als Nederland. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat in paragraaf A3/7.3.2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is beschreven dat bij zwangerschap van een vreemdeling de uitzetting per vliegtuig achterwege blijft gedurende de periode van zes weken voor en zes weken na de bevalling.
7. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser met het overgelegde medische verslag van 14 juni 2019 niet heeft aangetoond dat sprake is van situatie als bedoeld in het arrest C.K. tegen Slovenië van 16 februari 2017 [11] van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat uit het overgelegde medisch verslag niet blijkt dat de overdracht van eiser aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen zal hebben voor zijn gezondheid. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat zijn beoogde overdracht naar Italië zal leiden tot een met artikel 3 van het EVRM [12] strijdige situatie.
8. Verweerder heeft daarom in de aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om de asielverzoeken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.Het arrest Tarakhel tegen Zwitserland, nr. 29217/12, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
4.Legislative Decree 142/2015 “Implementation of Directive 2013/33/EU on standards for the
7.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
11.ECLI:EU:C:2017:127
12.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden