Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam 1], eiser,
,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 18 september 2019, hebben twee Nigeriaanse eisers, gezamenlijk vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S. Zwiers, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met het argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvragen op basis van de Dublinverordening. De eisers hebben op 3 mei 2019 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij eiseres ook een aanvraag deed voor haar minderjarige dochter. De rechtbank heeft het onderzoek zonder zitting gesloten, met toestemming van partijen.
De rechtbank overweegt dat de eisers eerder in Italië asiel hebben aangevraagd en dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor hun aanvragen. De eisers betogen dat er geen concrete toezeggingen van de Italiaanse autoriteiten zijn en dat Italië zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen, vooral gezien de recente wetgeving die de opvang van asielzoekers in Italië beïnvloedt. De rechtbank stelt vast dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De rechtbank wijst erop dat de Italiaanse autoriteiten garanties hebben gegeven voor de opvang van asielzoekers, ook voor kwetsbare personen zoals gezinnen met minderjarige kinderen.
De rechtbank concludeert dat de eisers niet hebben aangetoond dat hun overdracht naar Italië zou leiden tot een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.