Uitspraak
1.De procedure
- de beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 augustus 2018 inhoudende verlenging van de inbewaringstelling;
- het verzoek tot inbewaringstelling van de curator gedateerd van 11 juli 2019 (met bijlagen van 96 pagina’s, waaronder de beschikking van het gerechtshof Den Haag van
- het advies van de rechter-commissaris van 6 augustus 2019 over voormeld verzoek;
- het bevel tot inbewaringstelling van 7 augustus 2019;
- de aanvullende reactie van de rechter-commissaris van 30 augustus 2019 (e-mails van 23 augustus 2019);
- de beslissing van de wrakingskamer van 30 augustus 2019;
- het verweerschrift van mr. dr. drs. Körver van 3 september 2019 met verzoek tot opheffing/intrekking/vernietiging van de beschikking inzake de inbewaringstelling alsmede tot opheffing van dan wel het ontslag uit de inbewaringstelling;
- het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 3 september 2019;
- de beschikking van de rechtbank Den Haag van 5 september 2019 inhoudende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling;
- het verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling van de curator van 10 september 2019 met bijlagen (totaal 117 pagina’s);
- het advies van de rechter-commissaris van 11 september 2019;
- de pleitnotitie van mr. dr. drs. Körver overgelegd bij de behandeling ter zitting op 12 september 2019.
2.Standpunten van partijen
3.De beoordeling
23 augustus 2019 door de rechtbank gehoord. Tijdens die zitting heeft [gefailleerde] de behandelend rechter gewraakt. Na de toewijzing van het wrakingsverzoek op 30 augustus 2019 is de procedure op
3 september 2019 door de rechtbank voortgezet. In de verklaringen van [gefailleerde] ten overstaan van de rechtbank op die zitting heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor (schorsing of) opheffing van het bevel tot bewaring. Gelet op de ‘dertigdagentermijn’ van artikel 87 lid 3 Fw eindigt het op 22 augustus 2019 ten uitvoer gelegde bevel op 20 september 2019.