Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisende partij sub 1] ,
1.[B.V. I] ,
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Den Haag
Op 12 september 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een herstelvonnis uitgesproken in een kort geding dat betrekking had op intellectuele eigendom en proceskosten. De zaak betrof een verzoek tot verbetering van een eerder vonnis van 30 augustus 2019, waarin een fout was gemaakt in de berekening van het griffierecht dat door de gedaagden was betaald. De gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.L. Timmers, verzochten om correctie van het griffierecht van € 914,- naar € 1.992,-. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.A. Bart, gaf aan dat ook zij een verzoek tot verbetering indiende, wat door de voorzieningenrechter werd erkend.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout in het eerdere vonnis, wat eenvoudig hersteld kon worden. De rechter stelde vast dat het griffierecht dat door de gedaagden was betaald, onjuist was vermeld en dat dit gecorrigeerd moest worden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de gedaagden toegewezen en de bedragen in het vonnis aangepast. De verbeteringen werden genoteerd met de datum van het herstelvonnis, en partijen werden gelast om de ontvangen documenten van het eerdere vonnis te retourneren aan de griffie.
Dit herstelvonnis benadrukt het belang van nauwkeurigheid in de proceskostenberekeningen en de mogelijkheid voor partijen om correcties aan te vragen wanneer er fouten worden ontdekt. De rechter heeft duidelijk gemaakt dat een hoger beroep de juiste weg is voor geschillen over rechterlijke oordelen, in plaats van het verzoek om herstel van een kennelijke fout.