ECLI:NL:RBDHA:2019:9592

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
C/09/575850 / KG ZA 19-573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis in kort geding over proceskosten en griffierecht in intellectuele eigendom

Op 12 september 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een herstelvonnis uitgesproken in een kort geding dat betrekking had op intellectuele eigendom en proceskosten. De zaak betrof een verzoek tot verbetering van een eerder vonnis van 30 augustus 2019, waarin een fout was gemaakt in de berekening van het griffierecht dat door de gedaagden was betaald. De gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.L. Timmers, verzochten om correctie van het griffierecht van € 914,- naar € 1.992,-. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.A. Bart, gaf aan dat ook zij een verzoek tot verbetering indiende, wat door de voorzieningenrechter werd erkend.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout in het eerdere vonnis, wat eenvoudig hersteld kon worden. De rechter stelde vast dat het griffierecht dat door de gedaagden was betaald, onjuist was vermeld en dat dit gecorrigeerd moest worden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de gedaagden toegewezen en de bedragen in het vonnis aangepast. De verbeteringen werden genoteerd met de datum van het herstelvonnis, en partijen werden gelast om de ontvangen documenten van het eerdere vonnis te retourneren aan de griffie.

Dit herstelvonnis benadrukt het belang van nauwkeurigheid in de proceskostenberekeningen en de mogelijkheid voor partijen om correcties aan te vragen wanneer er fouten worden ontdekt. De rechter heeft duidelijk gemaakt dat een hoger beroep de juiste weg is voor geschillen over rechterlijke oordelen, in plaats van het verzoek om herstel van een kennelijke fout.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/575850 / KG ZA 19-573
Herstelvonnis van 12 september 2019
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] ,

te [plaats 1] ,
2. de vennootschap naar Spaans recht
[eisende partij sub 2] SL,
te [plaats 2] , Spanje,
eiser/eiseres in conventie,
verweerder/verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.A. Bart te Veenendaal,
tegen

1.[B.V. I] ,

te [plaats 3] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [plaats 3] ,
gedaagden in conventie,
eiseres/eiser in reconventie,
advocaat mr. W.L. Timmers te Amersfoort.
Eiser/eiseres zullen hierna gezamenlijk [eisende partij sub 1 c.s.] (mannelijk enkelvoud) en ieder afzonderlijk [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagde sub 2 c.s.] (vrouwelijk enkelvoud) en ieder afzonderlijk [B.V. I] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De verzoeken tot verbetering

1.1.
Bij faxbericht van 30 augustus 2019 is namens [gedaagde sub 2 c.s.] de voorzieningenrechter verzocht om verbetering van het op 30 augustus 2019 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat in r.o. 4.6 van het vonnis het door [gedaagde sub 2 c.s.] betaalde griffierecht van € 1.992,- (in plaats van het in het vonnis vermelde griffierecht van € 914,-) wordt opgenomen in de berekening van de proceskosten, en het dictum onder 5.4 wordt gewijzigd in overeenkomstige zin, nu het daar toegewezen bedrag aan proceskosten is gebaseerd op de foutieve berekening van de proceskosten.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft [eisende partij sub 1 c.s.] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten.
Bij faxbericht van 2 september 2019 heeft mr. A.A. Bart aan de voorzieningenrechter bericht dat, in het geval [gedaagde sub 2 c.s.] een punt heeft, datzelfde geldt voor [eisende partij sub 1] , onder verwijzing naar twee nota’s voor griffierecht die mr. Bart in deze zaak heeft voldaan.
1.3.
De voorzieningenrechter begrijpt het faxbericht aldus dat ook [eisende partij sub 1 c.s.] verzoekt om verbetering van het voornoemde vonnis.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft [gedaagde sub 2 c.s.] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten.
Bij e-mailbericht van 5 september 2019 heeft mr. Timmers namens [gedaagde sub 2 c.s.] - samengevat - het volgende bericht. Volgens [gedaagde sub 2 c.s.] beperkt het verzoek van mr. Bart zich tot [eisende partij sub 1] , zodat [gedaagde sub 2 c.s.] in conventie bezwaar maakt tegen correctie van het griffierecht ten aanzien van [eisende partij sub 2] . Daarnaast is door [eisende partij sub 1 c.s.] bij de rechtbank Overijssel (de voorzieningenrechter begrijpt dat [gedaagde sub 2 c.s.] de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem bedoelt) het griffierecht verschuldigd uit voorafgaand beslag niet gevorderd. Ten slotte wijst [gedaagde sub 2 c.s.] erop dat [eisende partij sub 2] heeft aangegeven geen kosten te hebben gemaakt. Nu de proceskosten kennelijk niet zijn gemaakt door [eisende partij sub 2] , hetgeen [gedaagde sub 2 c.s.] in haar pleitaantekening voor de rechtbank Gelderland (onder punt 77) heeft bepleit, maakt [gedaagde sub 2 c.s.] bezwaar tegen vermeerdering van reeds toegewezen betaling van griffierechten/proceskosten aan [eisende partij sub 2] .

2.De beoordeling

2.1.
Met betrekking tot het verzoek van mr. Bart gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de opmerking van [gedaagde sub 2 c.s.] dat het verzoek enkel namens [eisende partij sub 1] zou zijn gedaan. Ondanks de mogelijk ongelukkige formulering van het verzoek, is duidelijk dat mr. Bart voor zowel [eisende partij sub 1] als [eisende partij sub 2] optreedt in deze procedure. Nu het gaat om correctie van proceskosten waarvan (alleen) [eisende partij sub 2] in conventie een deel krijgt toegewezen, was - ook voor [gedaagde sub 2 c.s.] - voldoende duidelijk dat het verzoek om herstel een verzoek namens [eisende partij sub 2] betreft.
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het vonnis van 30 augustus 2019 sprake is van een kennelijke fout met betrekking tot het in het vonnis genoemde griffierecht zoals betaald door [gedaagde sub 2 c.s.] , welke fout zich voor eenvoudig herstel leent. De voorzieningenrechter zal het verzoek van [gedaagde sub 2 c.s.] dan ook toewijzen als volgt.
2.3.
Voor wat betreft het in het vonnis genoemde griffierecht zoals door [eisende partij sub 2] (en/of [eisende partij sub 1] ) is betaald, betreft dit eveneens een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Het in het vonnis vermelde bedrag is immers onjuist. De voorzieningenrechter dient ambtshalve na te gaan welk bedrag aan griffierecht door de desbetreffende partij is betaald, zodat - in tegenstelling tot hetgeen [gedaagde sub 2 c.s.] thans nog heeft betoogd - aan toewijzing van griffierecht geen (specifieke) vordering ten grondslag hoeft te liggen.
Voor wat betreft de beslissing òm aan [eisende partij sub 2] proceskosten toe te kennen, overweegt de voorzieningenrechter dat dit een rechterlijk oordeel is en geen kennelijke, voor partijen kenbare en voor eenvoudig herstel vatbare schrijf-, reken- of andere fout in de zin van artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. [gedaagde sub 2 c.s.] betoogt in feite dat bij dit rechterlijk oordeel haar verweer niet is meegenomen. Daarvoor is evenwel een hoger beroep de geëigende weg.
Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek van [eisende partij sub 1 c.s.] zal toewijzen als volgt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verbetert het tussen [eisende partij sub 1 c.s.] en [gedaagde sub 2 c.s.] gewezen en op 30 augustus 2019 uitgesproken vonnis in die zin dat
waar in r.o. 4.5 staat
“Daarnaast zijn in conventie (door [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] tezamen) dagvaardingskosten en griffierecht van in totaal (€ 94,40 + € 914,- =) € 1.008,40 betaald. Nu enkel de vordering jegens [eisende partij sub 2] wordt toegewezen en duidelijk is dat deze vordering 20% omvat van de totale vorderingen in conventie, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om eveneens slechts 20% van deze kosten, derhalve (€ 1.008,40 x 20% =) € 201,68 toe te wijzen. Dat betekent dat de totale proceskosten die [gedaagde sub 2 c.s.] in conventie aan [eisende partij sub 2] dient te voldoen, sluiten op (€ 196,- + € 201,68 =) € 397,68.”
wordt gewijzigd in
“Daarnaast zijn in conventie (door [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] tezamen) dagvaardingskosten en griffierecht van in totaal (€ 94,40 + € 1.992,- =) € 2.086,40 betaald. Nu enkel de vordering jegens [eisende partij sub 2] wordt toegewezen en duidelijk is dat deze vordering 20% omvat van de totale vorderingen in conventie, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om eveneens slechts 20% van deze kosten, derhalve (€ 2.086,40 x 20% =) € 417,28 toe te wijzen. Dat betekent dat de totale proceskosten die [gedaagde sub 2 c.s.] in conventie aan [eisende partij sub 2] dient te voldoen, sluiten op (€ 196,- + € 417,28 =) € 613,28.”,
waar in r.o. 4.6 staat
“Van het door [gedaagde sub 2 c.s.] in conventie betaalde griffierecht (van € 914,-) komt, met verwijzing naar r.o. 4.5, 80% voor toewijzing in aanmerking, derhalve € 731,20. Het totaal van de door [eisende partij sub 1] te betalen proceskosten sluit daarmee op (€ 4.320,- + € 731,20 =) € 5.051,20.”
wordt gewijzigd in
“Van het door [gedaagde sub 2 c.s.] in conventie betaalde griffierecht (van € 1.992,-) komt, met verwijzing naar r.o. 4.5, 80% voor toewijzing in aanmerking, derhalve € 1.593,60. Het totaal van de door [eisende partij sub 1] te betalen proceskosten sluit daarmee op (€ 4.320,- + € 1.593,60 =) € 5.913,60.”
waar in het dictum onder 5.3 staat
“€ 397,68”
wordt gewijzigd in
“€ 613,28”
waar in het dictum onder 5.4 staat
“€ 5.051,20”
wordt gewijzigd in
“€ 5.913,60”,
3.2.
bepaalt dat deze verbeteringen onder de vermelding van de datum 12 september 2019 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 30 augustus 2019,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 30 augustus 2019 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2019.