ECLI:NL:RBDHA:2019:9487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; geschil over aangewend krediet voor woningverbetering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door B.G. Datthijn-Ghijs, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013, opgelegd op 18 december 2015. Het geschil betreft de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat een bedrag groter dan € 15.669 van een lening van € 50.000, afgesloten op 6 februari 2002, is aangewend voor uitgaven voor verbetering of onderhoud van zijn woning.

Tijdens de zitting op 27 juni 2019 is eiser niet verschenen, terwijl de verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft geleverd dat het krediet is aangewend voor de genoemde uitgaven. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 3 maart 2017, waarin ook werd geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het krediet voor de verbetering van de woning is gebruikt. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/1628

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

27 juni 2019 in de zaak tussen

[EISER], wonende te [PLAATS], eiser(gemachtigde: B.G. Datthijn- Ghijs),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 18 december 2015 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2013 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2019.
Eiser is met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is eigenaar van de woning aan de [STRAAT] te [PLAATS].
2. Op 6 februari 2002 is door eiser een lening van € 50.000 afgesloten bij [BV] BV.
3. In geschil is of een groter bedrag dan € 15.669 van de voornoemde lening is aangewend voor uitgaven voor verbetering of onderhoud van de woning.
4. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in zijn uitspraak van 3 maart 2017 met betrekking tot het jaar 2012 als volgt geoordeeld:
“4.2. Het Hof is – evenals de Rechtbank – van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat een groter bedrag dan € 15.669 van het in 2002 opgenomen krediet bij de bank is aangewend voor uitgaven voor verbetering of onderhoud van de eigen woning. De overige door belanghebbende overgelegde facturen hebben betrekking op uitgaven in de jaren 2003, 2004, 2008, 2009 en 2010. Op geen enkele wijze is aannemelijk gemaakt dat het opgenomen krediet is aangewend voor de voldoening van deze uitgaven. Dit ligt ook niet voor de hand gelet op het tijdsverloop tussen de uitbetaling van een deel van het krediet aan belanghebbende en de voldoening van de overgelegde facturen.”
5. Omdat eiser geen andere stukken heeft overgelegd dan in de in 4 vermelde procedure ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan Gerechtshof ’s-Hertogenbosch en sluit de rechtbank zich bij dat oordeel aan. Gelet hierop heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.