ECLI:NL:RBDHA:2019:9487
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; geschil over aangewend krediet voor woningverbetering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door B.G. Datthijn-Ghijs, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013, opgelegd op 18 december 2015. Het geschil betreft de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat een bedrag groter dan € 15.669 van een lening van € 50.000, afgesloten op 6 februari 2002, is aangewend voor uitgaven voor verbetering of onderhoud van zijn woning.
Tijdens de zitting op 27 juni 2019 is eiser niet verschenen, terwijl de verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft geleverd dat het krediet is aangewend voor de genoemde uitgaven. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 3 maart 2017, waarin ook werd geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het krediet voor de verbetering van de woning is gebruikt. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.