Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
mr. Th. van Innis, advocaat te Brussel, en voor CLS door (voorheen) mr. J.M. van Hattum en (thans) mr. J.A. Jacobi, advocaten te Amsterdam. De zaak is voor Van Haren behandeld door (voorheen) de procesadvocaat voornoemd en mr. E.T. Bergsma, advocaat te Eindhoven, en (thans) door mr. M.R. Rijks en mr. M.M.M. van Gerwen, advocaten te Eindhoven.
1.De procedure
- de berichten van Louboutin en CLS van 3 juli 2018, waarin Louboutin en CLS vonnis vragen, en hun brieven van diezelfde datum met aanvullende proceskostenopgaven en bijlagen dienaangaande;
- het bericht van Van Haren van 17 juli 2018, waarin zij vraagt om zich bij akte te mogen uitlaten over de gevolgen van het arrest en over uitleg van de Merkenrichtlijn 2015
- de beslissing van de rechtbank van 26 september 2018 om de zaak te verwijzen naar de rol van 7 november 2018 voor het uitlaten van beide partijen over (de gevolgen van) het arrest (voor de onderhavige zaak), welke beslissing naar aanleiding van vragen van partijen bij bericht van de rechtbank van 31 oktober 2018, als volgt is verduidelijkt: “
- de akte uitlating gevolgen arrest HvJEU van Louboutin van 7 november 2018;
- de akte uitlating gevolgen arrest HvJEU van CLS van 7 november 2018;
- de akte uitlating na arrest HvJEU, tevens akte houdende overlegging producties van Van Haren van 7 november 2018, met producties 55 en 56;
- het bericht van Louboutin en CLS van 7 november 2018, waarin zij mededelen geen behoefte hebben te reageren op de door Van Haren overgelegde producties en waarin zij bezwaar maken tegen randnummers 39 tot en met 47 van de akte van Van Haren.
2.De tussenvonnissen, de beschikking en het arrest
vormin de zin van artikel 2.1 lid 2 BVIE en artikel 3 lid 1e onder iii van de Merkenrichtlijn 2008 [6] beperkt is tot de driedimensionale eigenschappen van (delen van) de waar zoals de (in drie dimensies uit te drukken) contouren, afmetingen en volume daarvan, dan wel mede ziet op andere (niet driedimensionale) eigenschappen van de waar.
3.De nadere standpunten van partijen
primairin overweging om zich bij de overwegingen van de A-G aan te sluiten of om een nieuwe vraag van uitleg aan het HvJEU voor te leggen.
Subsidiairverzoekt Van Haren de rechtbank daarom de onderhavige zaak aan te houden totdat arrest is gewezen door het HvJEU in de Textilis-zaak.
4.4. De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
uitsluitend bestaan uit een vormvan merkbescherming zijn uitgesloten in de in dat artikel bepaalde gevallen. Gelet hierop en de kwalificatie van het merk door de rechtbank, diende de rechtsvraag zich aan of het begrip vorm in de zin van artikel 3 lid 1e onder iii van de Merkenrichtlijn 2008 beperkt is tot de driedimensionale eigenschappen van de waar zoals - in drie dimensies uit te drukken - contouren, afmetingen en volume daarvan, of ook andere - niet driedimensionale - eigenschappen van de waar, zoals kleur, kan omvatten. Daarin zag de rechtbank aanleiding het HvJEU te verzoeken over de uitleg van dat begrip een prejudiciële beslissing te geven. Afhankelijk van het antwoord op die vraag kan namelijk worden beslist of met het Beneluxmerk voldaan wordt aan voornoemde voorwaarde dat sprake is van een teken dat
uitsluitend bestaat uit een vorm. Als het begrip vorm beperkt is tot driedimensionale eigenschappen van de waar, kan van een - niet driedimensionale - kleureigenschap van de zool van een schoen immers niet worden gezegd dat dat teken uitsluitend bestaat uit een vorm. Zouden daarentegen onder het begrip vorm ook niet driedimensionale eigenschappen van de waar vallen, zoals de kleur van de zool van een schoen, dan bestaat het Beneluxmerk wel uitsluitend uit een vorm. Tegen de achtergrond van het voorgaande kan de rechtbank Van Haren niet volgen in haar stelling dat in het tussenvonnis 2015 al is vastgesteld dat het Beneluxmerk uitsluitend bestaat uit een vorm. Zij gaat daar dan ook aan voorbij.
of een ander kenmerk dat,een wezenlijke waarde aan de waren geeft
.Van Haren heeft de rechtbank verzocht het eindoordeel in deze zaak aan te houden, totdat door het HvJEU in de
Textilis-zaak is beslist op de vraag wat het gevolg is van de Merkenrichtlijn 2015 voor procedures als de onderhavige, die zijn gestart voor implementatie van die richtlijn. Louboutin heeft hiertegen bezwaar gemaakt en acht deze vraag niet van belang voor zover het de beslissing van deze zaak aangaat.
Textilis-zaak. Pas als de Merkenrichtlijn 2015 in het BVIE is geïmplementeerd, zal de vraag aan de orde zijn welke gevolgen deze richtlijn heeft voor merken als de onderhavige, die geldig waren onder het huidige BVIE en uitsluitend bestaan uit (een vorm die, of) ‘een ander kenmerk’ dat wezenlijke waarde aan de waar geeft als bedoeld in de Merkenrichtlijn 2015.
€ 6.990,- aan advocaatkosten en een bedrag van € 1.090,31 aan verschotten. Van Haren heeft hiertegen bezwaar gemaakt en gesteld dat de Indicatietarieven in IE-zaken gelden voor de totale kosten van de in het gelijk gestelde partijen en niet zodanig kunnen worden opgerekt dat dit om de kosten per partij gaat.