ECLI:NL:RBDHA:2019:9266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
3 september 2019
Zaaknummer
C/09/562195 / HA RK 18-532
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van het Nederlanderschap door vrijwillige verkrijging van de Armeense nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan over het verzoek van een man die zijn Nederlandse nationaliteit wilde behouden na het verkrijgen van de Armeense nationaliteit. De verzoeker had op 13 april 2004 de Nederlandse nationaliteit verkregen door medenaturalisatie en verkreeg op 4 oktober 2011 de Armeense nationaliteit om te kunnen uitkomen voor het Armeense nationale voetbalelftal. De rechtbank moest beoordelen of de verzoeker de Armeense nationaliteit vrijwillig had verkregen, wat zou leiden tot verlies van de Nederlandse nationaliteit op grond van artikel 15 lid 1 onder a van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De rechtbank oordeelde dat de verzoeker zich bewust was van de voorwaarden verbonden aan het uitkomen voor het Armeense team, waaronder het verkrijgen van de Armeense nationaliteit. Hierdoor had hij een handeling verricht die leidde tot het verkrijgen van een andere nationaliteit, wat resulteerde in het verlies van zijn Nederlandse nationaliteit. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker per 4 oktober 2011 het Nederlanderschap van rechtswege had verloren en wees het verzoek af. De rechtbank overwoog verder dat de belangenafweging, zoals bedoeld in het Tjebbes-arrest, niet kon worden gemaakt in deze procedure, en dat verzoeker een andere procedure moest volgen om zijn belangen te laten wegen. De rechtbank wees ook het verzoek om proceskosten af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 18-532
Zaaknummer: C/09/562195
Datum beschikking: 22 augustus 2019

Beschikking op het op 25 oktober 2018 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. V. Sarkisian te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen: de IND),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. C.M. Meijer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 27 november 2018 van de zijde van de IND;
  • het faxbericht van 10 december 2018, met bijlage, van de zijde van verzoeker;
  • de brief van 21 januari 2019, met bijlagen, van de zijde van verzoeker;
  • de brief van 15 maart 2019, met bijlagen, van de zijde van de IND;
  • de conclusie van de officier van justitie van 7 mei 2019.
Op 11 juli 2019 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker met zijn advocaat en mr. Meijer namens de IND. Van de zijde van verzoeker zijn pleitnotities overgelegd.
De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de mondelinge behandeling.

Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van het Nederlanderschap van verzoeker, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van de IND in de proceskosten.
De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek.
De officier van justitie heeft bij voormelde conclusie medegedeeld zich aan te sluiten bij het standpunt van de IND.
Feiten
  • Verzoeker verkreeg op 13 april 2004 door medenaturalisatie de Nederlandse nationaliteit.
  • Aan verzoeker is in 2011 verzocht zich beschikbaar te stellen als kandidaat voor het Armeense nationale voetbalelftal.
  • Om uit te komen voor het Armeense nationale voetbalelftal diende verzoeker in het bezit te zijn van de Armeense nationaliteit.
  • Verzoeker verkreeg op 4 oktober 2011 de Armeense nationaliteit.
  • Op 24 januari 2014 is een nieuw Nederlands paspoort aan verzoeker verstrekt. Het paspoort is afgegeven door de Nederlandse ambassadeur te Praag.

Beoordeling

In geschil is of verzoeker al dan niet de Armeense nationaliteit vrijwillig heeft verkregen waardoor hij ingevolge artikel 15 lid 1 onder a van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) de Nederlandse nationaliteit heeft verloren.
Verzoeker stelt dat dit niet het geval is en voert daartoe, verkort weergegeven, het volgende aan. Verzoeker stelt dat zijn wil niet gericht is geweest op het verkrijgen van de Armeense nationaliteit maar op het aanvaarden van een bepaalde functie, namelijk die van voetballer voor het Armeense nationale elftal. Verzoeker stelt dat hij geen invloed had op het aanvaarden van de Armeense nationaliteit, maar dat hem dit is opgelegd. Verder stelt verzoeker – onder verwijzing naar het Rottmann-arrest (EHvJ 2 maart 2010, ECLI:EU:C:2010:104) – dat in het geval hij de Nederlandse nationaliteit wel heeft verloren dit inbreuk maakt op het Unierecht, omdat het verlies van de Nederlandse nationaliteit in alle gevallen proportioneel dient te zijn. Ten slotte stelt verzoeker dat hij er niet van op de hoogte was dat hij de Nederlandse nationaliteit zou verliezen door verkrijging van de Armeense nationaliteit. De informatieverstrekking over de gevolgen van het verkrijgen van een andere nationaliteit was onvoldoende. Verzoeker verwijst hiervoor naar een rapport van de Nationale ombudsman van 10 mei 2016. Verzoeker verkeerde in de veronderstelling dat hij naast de Nederlandse nationaliteit ook de Armeense nationaliteit kon bezitten, ook omdat veel voetballers in het bezit zijn van een dubbele nationaliteit.
Ter zitting is door verzoeker vervolgens een beroep gedaan op het arrest van het Hof van Justitie in de zaak M.G. Tjebbes e.a. tegen Minister van Buitenlandse Zaken van 12 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:189 (hierna: Tjebbes-arrest). Uit dit arrest volgt dat, in geval van verlies van nationaliteit dat tevens verlies van het Unieburgerschap tot gevolg heeft, de bevoegde nationale autoriteiten en nationale rechterlijke instanties de gevolgen die het verlies van de nationaliteit heeft voor de betrokkene en zijn gezin moeten kunnen onderzoeken op evenredigheid aan de doelstelling die wordt nagestreefd door de nationale wetgever. Verzoeker stelt dat hij door het verlies van het Nederlanderschap, en daarmee het Unieburgerschap, beperkt wordt in de uitoefening van het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de EU. Daarbij is van belang dat verzoeker in Turkije werkt en daar grotendeels verblijft terwijl zijn gezin en overige familieleden in Nederland wonen. Verzoeker beschikt momenteel over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, in afwachting van een beslissing in deze procedure. Gelet op de verhouding tussen Armenië en Turkije en het huidige politieke klimaat in Turkije is het voor verzoeker veiliger wanneer hij zich met een Nederlands paspoort kan legitimeren en daarmee kan reizen. Verder stelt verzoeker dat hij nu slechts de Armeense nationaliteit heeft waardoor hij geen beroep meer kan doen op de consulaire bescherming van Nederland of een andere lidstaat van de EU. Bovendien hebben de kinderen van verzoeker door het verlies van de Nederlandse nationaliteit van rechtswege ook niet de Nederlandse nationaliteit, zodat ook zij hun Unierechten niet kunnen uitoefenen. Verzoeker stelt dat dit in strijd is met het Tjebbes-arrest waaruit volgt dat een evenredigheidstoets voor elke persoon apart moet gebeuren.
De IND stelt zich op het standpunt dat verzoeker de Armeense nationaliteit vrijwillig heeft verkregen, waardoor hij op grond van artikel 15 lid 1 onder a RWN van rechtswege de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De IND volgt het standpunt van verzoeker niet dat er geen sprake is van vrijwillige verkrijging van de Armeense nationaliteit. Uit de stukken blijkt dat verzoeker wist dat hij volgens de regels van de FIFA niet voor het Armeense nationale team kon uitkomen indien hij niet in het bezit was van de Armeense nationaliteit. Verzoeker heeft, door het aanvaarden van een plaats in het Armeense team, de consequentie aanvaard dat hij in dat kader de Armeense nationaliteit zou (moeten) verkrijgen. Daarmee is de wil van verzoeker wel degelijk (mede) gericht geweest op het verkrijgen van de Armeense nationaliteit, aldus de IND.
Er is geen sprake van dat verzoeker de Armeense nationaliteit van rechtswege heeft verkregen als automatisch gevolg van een aanstelling in een bepaalde functie, zoals bedoeld in de toelichting op artikel 15 lid 1 onder a RWN in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (HRWN). Immers, de Armeense wetgeving kent geen bepaling waarbij de Armeense nationaliteit van rechtswege wordt verkregen door personen die in dienst van het Armeense nationale voetbalteam spelen. Ook van de in artikel 15 lid 2 RWN genoemde uitzonderingen, waarbij de vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit niet leidt tot verlies van het Nederlanderschap, is geen sprake.
Het beroep van verzoeker op het Europese evenredigheidsbeginsel kan niet slagen, aldus de IND. De IND verwijst in dit verband naar een uitspraak van deze rechtbank van 27 november 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:15862), waaruit volgt dat de wettelijke regeling over het verlies van rechtswege van de Nederlandse nationaliteit en daarmee ook van het Unieburgerschap bij het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit het Unierecht eerbiedigt. Aan het evenredigheidsvereiste is, mede gelet op de in artikel 15 lid 2 RWN opgenomen uitzonderingen op dit verlies van rechtswege, voldaan.
De IND stelt zich op het standpunt dat het verlies van Nederlanderschap het gevolg is van eigen handelen van verzoeker dat voorkomen had kunnen worden. Het lag op de weg van verzoeker om zich te laten voorlichten over de gevolgen van het verkrijgen van de Armeense nationaliteit. Nu de RWN aan oud-Nederlanders de mogelijkheid biedt om het Nederlanderschap te herkrijgen door optie of naturalisatie zijn de gevolgen van het verlies van de Nederlandse nationaliteit en daarmee het Unieburgerschap bovendien niet onomkeerbaar.
De IND stelt zich met betrekking tot het Tjebbes-arrest op het standpunt dat het beroep van verzoeker op dat arrest niet slaagt. Immers, in dat arrest is sprake van verlies van het Nederlanderschap op grond van artikel 15 lid 1 onder c RWN en niet, zoals hier het geval is, op grond van artikel 15 lid 1 onder a RWN. Verder stelt de IND dat het Nederlanderschap van de kinderen van verzoeker niet ter discussie staat in deze procedure nu voor hen geen verzoek is ingediend. De gevolgen die het verlies van het Nederlanderschap van verzoeker voor zijn kinderen heeft dienen in deze procedure buiten beschouwing te blijven, aldus de IND.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank dient eerst te beoordelen of er sprake is geweest van vrijwillige verkrijging van de Armeense nationaliteit door verzoeker. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. Verzoeker heeft gesteld dat aan het uitkomen voor het Armeense nationale voetbalteam een pakket van voorwaarden was verbonden. Een van deze voorwaarden was het verkrijgen van de Armeense nationaliteit. Verzoeker heeft verklaard zich hiervan bewust te zijn geweest. Verzoeker stelt weliswaar dat zijn wil niet gericht was op het verkrijgen van de Armeense nationaliteit, echter doordat verzoeker zich bewust was van de voorwaarden die verbonden waren aan het mogen uitkomen voor het Armeense nationale voetbalteam
– waaronder: die van het verkrijgen van de Armeense nationaliteit – en hij deze voorwaarden heeft geaccepteerd, heeft hij daarmee een handeling verricht die tot gevolg had dat hij een andere nationaliteit verkreeg. Dat verzoeker zich niet bewust was van de consequenties die dit meebracht voor het Nederlanderschap doet daar niet aan af. Verzoeker heeft hierdoor ingevolge artikel 15 lid 1 onder a RWN op 4 oktober 2011 de Nederlandse nationaliteit van rechtswege verloren. Dit betekent overigens dat de kinderen van verzoeker, geboren in 2016 en 2018, nooit de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen.
Dat aan verzoeker in 2014 nog een Nederlands paspoort is verstrekt maakt het voorgaande niet anders. Voor zover verzoeker, door naar dit feit te verwijzen, een beroep op het vertrouwensbeginsel heeft willen doen om tot vaststelling van het Nederlanderschap te komen, kan dit beroep niet slagen. De wijzen waarop de Nederlandse nationaliteit kan worden verkregen, zijn limitatief opgesomd in de RWN en daaronder is niet begrepen verkrijging door de werking van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwensbeginsel.
Ten aanzien van het beroep van verzoeker op het Tjebbes-arrest overweegt de rechtbank als volgt. Uit het arrest volgt dat artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), in samenhang met de artikelen 7 en 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, niet in de weg staat aan een wettelijke regeling op grond waarvan de nationaliteit van een lidstaat in bepaalde omstandigheden van rechtswege verloren gaat, wat voor personen die niet tevens de nationaliteit van een andere EU-lidstaat hebben, het verlies van hun burgerschap van de Unie en de daaraan verbonden rechten met zich brengt. Echter, de bevoegde nationale autoriteiten, waaronder in voorkomend geval de nationale rechterlijke instanties, dienen incidenteel te kunnen onderzoeken welke gevolgen dat nationaliteitsverlies heeft, waarbij zij er eventueel voor kunnen zorgen dat de betrokkenen met terugwerkende kracht de nationaliteit herkrijgen wanneer zij een aanvraag indienen voor een reisdocument of enig ander document waaruit hun nationaliteit blijkt. In dit onderzoek dient de vraag te worden betrokken of het verlies van de nationaliteit van de lidstaat dat tevens verlies van het Unieburgerschap met zich brengt in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel, wat de gevolgen zijn voor de situatie van de betrokkenen en in voorkomend geval voor die van de gezinsleden uit het oogpunt van het Unierecht.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 17 RWN, waarop het onderhavige verzoek is gegrond, geen ruimte biedt voor een belangenafweging als bedoeld in het Tjebbes-arrest. De rechtbank kan op grond van dit artikel slechts vaststellen of iemand de Nederlandse nationaliteit bezit of niet. Teneinde een belangenafweging over zijn situatie te bewerkstelligen dient verzoeker een andere procedure te voeren. Zoals uit de hiervoor genoemde overwegingen van het Hof van Justitie in het Tjebbes-arrest blijkt, dient die belangenafweging plaats te vinden wanneer door betrokkene een aanvraag tot verkrijging van een reisdocument of ander document waaruit zijn nationaliteit blijkt wordt ingediend. Tegen een buiten behandeling stellen van die aanvraag kan door betrokkene worden opgekomen in een bestuursrechtelijke procedure alwaar ruimte is voor de in het Tjebbes-arrest bedoelde belangenafweging.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat zij, gelet op het voorgaande, niet toekomt aan het stellen van (nadere) prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, zoals door verzoeker ter zitting verzocht.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker per 4 oktober 2011 het Nederlanderschap van rechtswege heeft verloren, zodat de rechtbank het verzoek afwijst.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling van de IND in de proceskosten van verzoekster en zal het verzoek daartoe afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, J.T.W. van Ravenstein en I. Zetstra, rechters, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2019.