ECLI:NL:RBDHA:2019:9166
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser had eerder op 4 september 2018 een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat hij op 26 juni 2018 via Italië de buitengrens van de EU had overschreden. De Italiaanse autoriteiten hadden op 18 januari 2019 de eiser overgenomen, maar de eiser diende op 6 februari 2019 een opvolgende asielaanvraag in Nederland in, die opnieuw niet in behandeling werd genomen.
De rechtbank heeft het onderzoek zonder zitting gesloten, met toestemming van partijen. De eiser voerde aan dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om een verzoek om internationale bescherming in te dienen na zijn eerdere overdracht aan Italië en dat er ernstige tekortkomingen zijn in de Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen. De rechtbank oordeelde echter dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende feiten en omstandigheden had aangedragen om aan te tonen dat dit beginsel niet meer van toepassing was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.