ECLI:NL:RBDHA:2019:888
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Somalische alleenstaande moeder op basis van sociaal netwerk in Somalië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiseres, van Somalische afkomst, stelde dat zij in Somalië problemen had ondervonden vanwege haar alleenstaand moederschap en deed een beroep op de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, specifiek paragraaf C7/24.4.3. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat eiseres in Somalië kon terugvallen op een sociaal netwerk, ondanks haar claims van bedreigingen door Al Shabaab. De rechtbank merkte op dat eiseres na de geboorte van haar zoon anderhalf jaar in Somalië had verbleven en meermalen het land had verlaten, wat afbreuk deed aan haar gestelde vrees voor vervolging. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiseres terecht was afgewezen als ongegrond, omdat zij niet in aanmerking kwam voor bescherming op basis van haar alleenstaande status. De rechtbank benadrukte dat eiseres in het verleden had kunnen overleven met steun van haar sociaal netwerk en dat er geen bewijs was dat zij na terugkeer niet op dat netwerk zou kunnen terugvallen. De uitspraak werd gedaan door rechter A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier C.E. van Diepen.