ECLI:NL:RBDHA:2019:8753
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vreemdeling na eerdere intrekking van asielvergunning en beroep op gewetensbezwaren
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Iraanse vreemdeling die een opvolgende asielaanvraag had ingediend. Eiser, die in 2009 naar Nederland was gekomen, had eerder een asielvergunning gekregen na te hebben gesteld dat hij zich had bekeerd tot het Christendom. Deze vergunning werd echter ingetrokken in 2017, omdat verweerder meende dat eiser zich had afgekeerd van het geloof en vrijwillig naar Iran was teruggekeerd. Deze eerdere intrekking was in rechte vast komen te staan.
Eiser heeft in zijn nieuwe aanvraag gesteld dat hij nooit is teruggekeerd naar Iran en dat hij nog steeds Christen is. Hij overhandigde een brief van de Pinkstergemeente Jozua waarin werd betoogd dat de eerdere brief, die zijn afkeer van het Christendom bevestigde, onterecht was. Verweerder heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat hij de verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte en meende dat de omstandigheden niet voldoende waren om een asielvergunning te verlenen.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak over de intrekking van de asielvergunning nog steeds van kracht was en dat eiser niet had aangetoond dat hij opnieuw als bekeerd Christen moest worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had voldaan aan de eisen voor het verkrijgen van asiel en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde ook dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.