ECLI:NL:RBDHA:2019:8751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
09/808653-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en wapenbezit met bedreiging in 's-Gravenhage

Op 27 augustus 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en wapenbezit. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het bedreigen van twee slachtoffers, [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2], met geweld en het eisen van geldbedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 juli 2018 tot en met 1 december 2018 [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen door middel van bedreigingen, waaronder het vernielen van eigendommen van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, waaronder een revolver en omgebouwde alarmpistolen, zonder de vereiste vergunningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot schadevergoeding aan [Slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/808653-18
Datum uitspraak: 27 augustus 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] 1994 te [Geboorteplaats] ,
postadres: [Adres] te [Woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond – Hoogvliet Stadsgevangenis Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 2 april 2019, 28 mei 2019 (beide
pro forma) en 13 augustus 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Phillips en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten
naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2018 tot
en met 1 december 2018 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [Slachtoffer 1] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld bestond(en) uit het:
- toevoegen aan die [Slachtoffer 1] van de woorden:
- " Ik maak je kapot, ik zoek je op, ik weet waar je woont, je gaat ons
betalen anders maken we je af."; en/of
- " Je gaat mij die geld geven anders maak ik je af en sloop ik je huis.";
en/of
- " Ik ben nog niet klaar met jou, je gaat mij nu nog meer geld geven."; en/of
- tegen die [Slachtoffer 1] zeggen dat hij diens huis zou slopen als hij het geld
niet zou geven en/of dat hij [Slachtoffer 1] met zijn vrienden zou opzoeken en hem
het ziekenhuis in zouden slaan; en/of
- ( doen) vernielen van de ramen van de woning van de (moeder van) die [Slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2018 te 's-Gravenhage opzettelijk mondeling, door
gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [Slachtoffer 1] heeft geuit,
kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten
overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te
beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden
dat die verklaring zou worden afgelegd, door die [Slachtoffer 1] de woorden toe te
voegen: "Ik maak je kapot, ik zoek je op, ik weet waar je woont, je gaat ons
betalen anders maken we je af." en/of "Ga terug naar politiebureau en probeer
de verklaring wat je had afgelegd te ontdoen.", althans woorden van gelijke
strekking;
3.
hij op of omstreeks 18 december 2018 te 's-Gravenhage, tezamen en in
vereniging, althans alleen,
- een onderdeel van een wapen in de zin van artikel 3 lid 1, gelet op artikel
2 lid 1, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een patroonmagazijn (kaliber 6.35 mm),
en/of
- ( een) wapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1,
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een vuurwapen (revolver van het merk Nagant, type 1895 Army, kaliber 7.62
Nagant/.32 S&W), en/of
- twee omgebouwde alarmpistolen (merk: BBM, type 315 auto, kaliber 6.35 mm),
en/of
- munitie in de zin van artikel 1 lid 4, gelet op artikel 2 lid 2, categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 8 kogelpatronen (merk: onbekend, kaliber 6.35 mm/.25 auto), en/of
- 46 kogelpatronen (merk: Geco, kaliber: .32 S&W L.WC), en/of
- 39 kogelpatronen (merk: PPU, kaliber .25/6.35 mm)
(steeds) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij in of omstreeks de periode 24 oktober 2018 tot en met 18 december 2018 te
's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) 950 euro, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [Slachtoffer 2] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- bellen naar de werkgever van die [Slachtoffer 2] en (vervolgens) naar die [Slachtoffer 2] te
vragen; en/of
- tegen die [Slachtoffer 2] telefonisch en/of via WhatsApp zeggen dat hij en/of zijn
mededader:
- hem dood gaan maken; en/of
- hem gaan slopen; en/of
- hem "gaan klappen"; en/of
- zijn hoofd in die scooter gaan zetten; en/of
- hem inelkaar slaan tijdens zijn werk; en/of
- zijn kind gaan fokken; en/of
- zijn hoofd eraf komen halen; en/of
- tegen die [Slachtoffer 2] telefonisch en/of via WhatsApp te zeggen dat:
- hij zijn tanden alvast moet maken bij de tandarts; en/of
- hij een paar kogels verdient;
5.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 27 oktober
2018 tot en met 18 december 2018 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland,
zonder erkenning (steeds)
- ( een) wapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1,
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een vuurwapen (revolver van het merk Nagant, type 1895 Army, kaliber 7.62
Nagant/.32 S&W), en/of
- twee omgebouwde alarmpistolen (merk: BBM, type 315 auto, kaliber 6.35 mm),
heeft verhandeld, terwijl hij, verdachte, daar een beroep of een gewoonte van
heeft gemaakt;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan twee afpersingen, aan het beïnvloeden van een getuige, verboden wapenbezit en wapenhandel.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – op gronden zoals verwoord in zijn pleitnota – vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1:
[Slachtoffer 1] heeft op 5 oktober 2018 aangifte gedaan van afpersing. Hij heeft verklaard dat hij op 14 juli 2018 is aangehouden voor drugsbezit. [Slachtoffer 1] heeft toen bij de politie verklaard dat hij drugs heeft gekocht van een jongen die hij kent als [Naam] en heeft de politie diens telefoonnummer gegeven. Op 15 juli 2018 is [Slachtoffer 1] gebeld door iemand die hij zelf [Naam] of [Naam] noemt en hem weleens helpt om drugs te kopen. [Naam] zei tegen hem dat hij moest komen om te praten over wat er gisteren was gebeurd. [Slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij het telefoonnummer van [Naam] heeft gegeven maar niet zijn naam heeft genoemd. [Naam] zei dat er een inval was geweest bij [Naam] thuis en dat [Naam] was aangehouden. Van [Naam] en [Naam] moest [Slachtoffer 1] de schade betalen; in totaal € 3.000. [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij werd bedreigd door [Naam] : “Ik maak je kapot, ik zoek je op, ik weet waar je woont, je gaat ons betalen anders maken we jou af”. Door de dreigingen en angst is [Slachtoffer 1] akkoord gegaan met het voorstel. Diezelfde dag heeft [Slachtoffer 1] [Naam] gebeld en gezegd dat hij niet kon betalen. Toen moest hij van [Naam] € 500 betalen. Daarmee is [Slachtoffer 1] akkoord gegaan, waarna hij is gebeld door [Naam] dat hij geen contact mocht hebben met [Naam] en hem ( [Naam] ) moest betalen. Hij hoorde [Naam] zeggen: “Je gaat mij die geld geven anders maak ik je af en sloop je huis”. [Slachtoffer 1] heeft op 1 augustus 2018 € 250 betaald aan [Naam] in de [Adres] en op 29 augustus heeft hij weer € 250 betaald aan [Naam] op de [Adres] . Diezelfde dag is [Slachtoffer 1] gebeld door [Naam] dat hij meer moest betalen. Hij hoorde [Naam] zeggen: “Ik ben nog niet klaar met jou, je gaat mij nu nog meer geld geven”. Daarna werd hij gebeld door [Naam] dat hij € 700 moest betalen. Op 28 september heeft [Naam] via WhatsApp een foto gestuurd dat hij voor de voordeur van de moeder van [Slachtoffer 1] stond, met het bericht dat hij het huis zou slopen als hij hem het geld niet zou geven. [Slachtoffer 1] is gelijk weggegaan van zijn werk, heeft € 700 gepind en heeft dat bedrag aan [Naam] gegeven voor de ingang van [Bedrijf] op het [Adres] . Die avond kreeg [Slachtoffer 1] een WhatsApp-bericht van [Naam] dat hij € 1400 moest betalen. Daarna kreeg [Slachtoffer 1] een WhatsApp-bericht van [Naam] dat hij hem nog € 500 moest betalen.
[Slachtoffer 1] heeft verklaard dat [Naam] een donker getinte man is met Antilliaans/Surinaams uiterlijk, tussen de 20 en 25 jaar oud, met gips om zijn rechter arm, wonend op de [Adres] te Den Haag en dat zijn telefoonnummer is: [Telefoonnummer] .
[Naam] is een licht getinte man met Antilliaans/Surinaams uiterlijk, tussen de 20 en 25 jaar oud, wonend in de Gortmolenstraat te Den Haag en zijn telefoonnummer is [Telefoonnummer] . [2]
Hij heeft de verdachte op een foto herkend als [Naam] . [Naam] heeft hij herkend als [Naam] . [3]
Uit een rekeningafschrift van [Bedrijf] op naam van aangever [Slachtoffer 1] blijkt dat hij op
28 september 2018 om 16.05 uur bij een geldautomaat aan de [Adres] in Den Haag
€ 700 heeft gepind. [4]
Uit onderzoek aan de telefoon van [Slachtoffer 1] is gebleken dat hij op 28 september 2018 45 WhatsApp-berichten heeft ontvangen – waarvan hij zegt dat deze van [Naam] zijn – van een telefoonnummer zonder nummervermelding, waaronder vanaf 12:13 uur:
“bel jou sinds gister aks jk straks flop is jou eigen schuld; Kom zo die pasje halen; i ga jpu klappen geven; je gaat zien; ga jou echt slaan; bel my nunu direct be onderweg na jou huis; als je t niet netjes wil geven pak ik joi; en je huis, tot ok me geld heb; of moet ik hier blyve terugkomen tot k je huis en jou sloop” en “of je geeft t netjes; anders ga je littekens krijgen; hoe meer ik jou moet zoeken hoe meer klappen jy krijg en hoe meer je gaat betalen” en
“en k je huis ga slopen; je ziet jouw huis; Pp die foto tog; als ik 2e foto moet sturen; zal het heel anders er uitzien” en K en me atties pakken jou vanavond wel; en slaag we je de ziekenhuis in” en “400 + 1000; we hebben een afspraak” en “breng my 4 [Naam] plus my 1000; 700 700 was de afspraak” en als antwoord van aangever [Slachtoffer 1] : “kom er aan; geen rare dingen merr man”. [5]
Bij zijn aanhouding op 18 december 2018 is bij de verdachte een telefoon aangetroffen waarin zich een simkaart gekoppeld aan het telefoonnummer [Telefoonnummer] bevond. [6]
De verdachte heeft ter terechtzitting verder verklaard dat het kan kloppen dat het telefoonnummer eindigend op [Telefoonnummer] van hem is en dat zijn arm inderdaad in het gips zat in de tenlastegelegde periode. [7]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [Telefoonnummer] is gebleken dat in de periode van 14 juli 2018 t/m 16 november 2018 94 keer contact is geweest tussen dit nummer en het nummer van aangever [Slachtoffer 1] , [Telefoonnummer] , waarvan 45 keer op 28 september 2018. [8]
Voorts heeft [Naam] , de moeder van [Slachtoffer 1] , verklaard dat zij op 8 november 2018 is gebeld door een afgeschermd nummer, waarbij werd gezegd: “ [Slachtoffer 1] heeft een probleem. Ik wil mijn geld hebben of anders gaan de ramen eruit. Geef dat maar aan hem door”. Uit de historische verkeersgegevens van het nummer, in gebruik bij [Naam] , is gebleken dat zij op 8 november 2018 drie maal is gebeld door het nummer van de verdachte. [9]
Op 1 december 2018 heeft [Slachtoffer 1] namens [Bedrijf] aangifte gedaan van vernieling van een keukenraam. [10] Op camerabeelden van de woning aan de [Adres] is te zien dat op 1 december 2018 om 00:04:11 uur een man met een oranje hamer het grote keukenraam en daarna het kleine keukenraam vernielde. [11]
De verbalisanten [Verbalisant 1] [12] , [Verbalisant 2] [13] en [Verbalisant 3] [14] hebben de man op de beelden herkend als [Naam] , de broer van de verdachte (hierna: de/zijn broer).
Uit het dossier blijkt dat bij de aanhouding op 18 december 2018 van de verdachte en zijn broer, bij deze laatste een telefoon aangetroffen waarin zich een simkaart bevond die gekoppeld was aan het telefoonnummer [Telefoonnummer] . [15] Dit nummer was op 1 december 2018 te 00:07:31 uur, drie minuten na de vernieling, kort in de directe omgeving van de woning aan de [Adres] en heeft drie keer contact gehad met hiervoor reeds genoemde telefoonnummer van de verdachte. [16] Voorts is bij de aanhouding van de verdachte een in de woning waar hij op dat moment samen met zijn broer verbleef een oranje/zwarte hamer aangetroffen. [17]
Conclusie
De rechtbank constateert dat de aangifte van [Slachtoffer 1] in voldoende mate wordt ondersteund door de bevindingen met betrekking tot het telefoonnummer van de verdachte. Met die telefoon wordt gebeld naar de moeder van aangever en er wordt gedreigd dat de ruiten er uit gaan als aangever niet betaalt. Aan deze bedreiging wordt vervolgens uitvoering gegeven door de broer van de verdachte. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ook de hiervoor weergegeven WhatsApp-berichten van de verdachte afkomstig zijn. Daarin is immers onder meer ook sprake van een dergelijk dreigement (“
en k je huis ga slopen”).
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van [Slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank stelt met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit vast dat zich hiervoor onvoldoende bewijs in het dossier bevindt. Het dossier bevat alleen de aangifte van [Slachtoffer 1] . Andere bewijsmiddelen die zijn verklaring ondersteunen zijn niet voorhanden. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 3:
Op 18 december 2018 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning aan de [Adres] te Den Haag. Hierbij werden aangetroffen en in beslag genomen drie vuurwapens en één patroonhouder, die waren verborgen in een matras op de grond in de woning waar de broer van de verdachte op dat moment op lag te slapen. In een rugzak in de woning werd een rood doosje met munitie aangetroffen en in beslag genomen. In een schoen die zich in een tas bevond werd ook een doosje munitie aangetroffen en in beslag genomen. [18]
De aangetroffen wapens betreffen:
- een revolver van het merk Nagant (niet geladen), een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II sub 1 van de Wet wapens en munitie [19] ;
- een omgebouwd alarmpistool BBM, model 315 auto, kaliber 6.35, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie, waarvan de loop is verwijderd en vervangen door een andere loop. Het is mogelijk om met dit wapen scherpe patronen van het kaliber 6.35 te verschieten. Het wapen was half geladen; er zat een patroonmagazijn in het vuurwapen doch geen patroon in de kamer. 4 kogelpatronen merk onbekend kaliber 6.35mm / .25 [20] ;
- een omgebouwd alarmpistool merk BBM model 315 auto, kaliber 6.35, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie, waarvan de loop is verwijderd en vervangen door een andere loop. Het is mogelijk om met dit wapen scherpe patronen van het kaliber 6.35 te verschieten. Het wapen was half geladen; er zat een patroonmagazijn in het vuurwapen doch geen patroon in de kamer. 4 kogelpatronen merk onbekend kaliber 6.35mm / .25 [21] .
Het aangetroffen patroonmagazijn betreft een onderdeel in de zin van artikel 3 onder 1, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie, aangepast voor 6.35mm/3 stuks patronen. [22]
De aangetroffen kogelpatronen betreffen:
- 3 kogelpatronen merk Geco kaliber .32 S&W L.WC; patronen geschikt voor Nagant, munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie [23] ;
- 39 kogelpatronen merk PPU, kaliber .25/6.35; patronen 6.35 geschikt voor BBM, munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie [24] ;
- 43 kogelpatronen merk Geco, kaliber .32 S&W L.WC; geschikt voor Nagant, munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [25]
De broer van de verdachte heeft verklaard dat hij deze wapens en munitie heeft gevonden en in de woning in de matras en een tas heeft verstopt.
In het dossier bevinden zich afgeluisterde telefoongesprekken tussen de verdachte en zijn vriendin [Naam] . Tussen hen wordt samengevat het volgende besproken:
Op 23 november 2018 wil de verdachte wil weten waar [Naam] is. Hij heeft zijn ding nodig. [Naam] zegt dat ze naar Den Haag gaat (…) Ze zal ervoor kijken als ze er tijd voor heeft. Diezelfde dag om16:43 uur wil de verdachte weten of [Naam] er al is. Zij vraagt dan wat hij nodig heeft. De verdachte zegt dat hij die ' [Alias] ' die ' [Alias] ' nodig heeft. [Naam] zegt dat die toch in het matras zitten. De verdachte wil hier niet over de telefoon over praten en wil weten wanneer [Naam] thuis is. [Naam] zegt dat ze er over vijf minuutjes zijn en dat ze dan sowieso van tas moet wisselen omdat dat ding niet in haar tas past. Daarop roept de verdachte weer dat ze niet over de telefoon over dit soort dingen moet praten. Op 30 november 2018 wil [Naam] weten of de verdachte nog naar haar kamer moet die dag en zegt hij weer dat ze daarover niet over de telefoon moet praten. [26]
[Naam] heeft verklaard dat zij de verborgen ruimte in het matras heeft gemaakt en dat de verdachte daarvan wist. Ongeveer in de maand oktober 2018 zei de verdachte dat hij het matras nodig had. Hij zei niet waarom. [Naam] heeft later in het matras gekeken en zag dat er een pistool in lag. De verdachte zei dat het niet van hem was en zei niet waarvoor hij het nodig had. [Naam] zei tegen de verdachte dat zij dat pistool niet in haar huis wilde hebben. Een paar dagen later keek zij weer in het matras en zag ze dat het pistool er niet meer lag. [27]
In de bij de verdachte in beslag genomen telefoon zijn foto’s aangetroffen van vuurwapens. [28] Op 3 december 2018 stuurt de verdachte via Whatsapp een foto van een revolver naar een contact genaamd “ [Alias] ”. Dit betreft een soortgelijke revolver als de revolver die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [Adres] te 's-Gravenhage. [29] Tijdens een WhatsAppgesprek van 8 december 2018 met een onbekende gebruiker stuurt de verdachte een foto van een revolver die soortgelijk is als de revolver die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [Adres] te 's-Gravenhage. [30]
Verdachte heeft over dit alles niet willen verklaren terwijl het om een verklaring schreeuwt.
Conclusie
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist dat de vuurwapens in het matras zaten en dat – gelet op de verklaring van zijn broer – met betrekking tot die wapens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn broer. De rechtbank acht dit feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4:
Op 23 december 2018 heeft [Slachtoffer 2] aangifte gedaan van afpersing tegen de verdachte en zijn broer. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij samen met de broer van de verdachte een tweedehands scooter heeft gekocht. De scooter is op naam gesteld van de broer [Slachtoffer 2] heeft de eerste, tweede en derde termijn van de prijs betaald, maar de broer niet. [Slachtoffer 2] heeft duidelijk gemaakt aan verdachte en zijn broer dat hij niet meer zou betalen. Daarop begonnen de verdachte en zijn broer [Slachtoffer 2] te bedreigen via de telefoon en middels WhatsApp-berichten. Ze dreigden zijn kind te doden. Ze dreigden hem op te zoeken op zijn werk. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij ongeveer € 850,- tot € 900,- aan de verdachte heeft betaald om van de bedreigingen af te komen. De WhatsApp-berichten van de verdachte waren gestuurd met telefoonnummer [Telefoonnummer] en die van zijn broer vanaf telefoonnummer [Telefoonnummer] . [31]
Bij de rechter-commissaris heeft [Slachtoffer 2] verklaard dat ze beiden de helft van de verzekering zouden betalen. Nadat hij de eerste twee maanden van de verzekering had betaald, kreeg hij geen gehoor meer en had hij geen contact meer met hem. Daarna heeft hij niet meer betaald. Toen de rekeningen opliepen en hij iets van zes maanden moest betalen, werd [Slachtoffer 2] ineens geappt door de broer dat hij de verzekering van de afgelopen zes maanden moest betalen. [Slachtoffer 2] zei via de app dat hij het niet zou gaan betalen. Nadat hij weer een tijdje niets van hem had gehoord kreeg hij weer een app dat de dingen moesten worden betaald. [Slachtoffer 2] zei weer dat hij niet zou betalen. Daarna ging de verdachte hem appen, dit was in de zomer van 2018. [Slachtoffer 2] kreeg appjes, dreigementen dat hij zijn kind iets zou aandoen en daar langs zou gaan. [Slachtoffer 2] werd constant gebeld en de dreigementen bleven komen via beide broers. Na twee maanden heeft [Slachtoffer 2] wel gereageerd en heeft hij begin december 2018 het geld voor de verzekering aan de verdachte betaald. De dreigementen en appjes hielden op nadat hij had betaald. Het spraakbericht van 4 november 2018 is ingesproken door beide broers. Het spraakbericht van 13 minuten is ingesproken door de verdachte, via het telefoonnummer van zijn broer. [Slachtoffer 2] kreeg ook berichten via een ander telefoonnummer. De verdachte heeft [Slachtoffer 2] gebeld via nummers die hij niet kent maar ook via zijn eigen nummer. De verdachte heeft hem gebeld op zijn werk. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat de dingen die de verdachte zei, hem wel raakten en dat hij ging twijfelen of hij naar de politie zou gaan. [32]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [Slachtoffer 2] heeft opgezocht omdat die zijn broertje in de schulden heeft gebracht. Hij heeft verklaard dat hij heeft gezegd dat hij hem in elkaar gaat slaan op zijn werk. Hij heeft [Slachtoffer 2] gebeld en hem bedreigd en dat het logisch is dat hij echt boos klinkt. [33]
Uit onderzoek aan de mobiele telefoon van de verdachte is gebleken dat tussen 3 november 2018 en 13 december 2018 inderdaad vele dreigende WhatsApp-gesprekken zijn gevoerd met aangever [Slachtoffer 2] (“ [Slachtoffer 2] ”). [34] De verdachte zegt in deze gesprekken dat hij aangever dood gaat maken, dat [Slachtoffer 2] geluk heeft dat hij [Naam] (de ex-vriendin van aangever) kent, anders zou hij haar huis vernielen, dat ze aangever gaan slopen, dat hij zijn adres heeft, dat hij moet betalen en dat hij die scooter op zijn naam moet zetten anders gaat hij 'zijn hoofd in die scooter zetten', dat hij maar 400 euro heeft gegeven, en dat aangever dus nog 400 moet betalen de 28ste. Ook zegt de verdachte dat [Slachtoffer 2] zijn tanden alvast moet maken bij de tandarts. De verdachte gaat hem en zijn kind fokken en hij moet betalen anders haalt de verdachte zijn hoofd eraf. Als hij vandaag niet betaalt, kan hij met zijn 700 een kist gaan kopen en bloemen. [Slachtoffer 2] had nooit met zijn broertje om moeten gaan en dingen op zijn naam moeten zetten, alleen hiervoor verdient hij al een paar kogels. In die periode heeft de verdachte daarnaast vijf keer gebeld naar het werkadres van aangever [Slachtoffer 2] .
Uit het dossier blijkt verder dat de broer van de verdachte op 7 november 2018 een foto van de ID-kaart van aangever [Slachtoffer 2] naar de verdachte stuurt. [35] Tussen hen beiden is in de periode van 16 november 2018 tot 13 december 2018 via WhatsApp contact over [Slachtoffer 2] . [36] Zo stuurt de verdachte zijn broer op 16 november 2018 het bericht dat ‘hij’ (rb: [Slachtoffer 2] ) volgens hem vandaag werkt en dat hij gaat kijken, hij gaat die kk homo doos maken. Zijn broer die zich op WhatsApp ‘ [Alias] ’ noemt [37] , wil ook gaan kijken vandaag en zegt dat hij veel slaag nodig heeft. De verdachte zegt dat het goed komt, het geld en de klappen. De verdachte whatsappt vervolgens op 13 december 2018 aan zijn broer dat er nog iets kleins ontbreekt, dat hij (rb: aangever) binnen een week nog 70 gaat geven en de scooter gaat overschrijven.
Uit het dossier blijkt dat [Slachtoffer 2] op 13 december 2018 om 20:24 uur € 650,00 opgenomen en om 20:53 uur € 140,00 bij de [Bedrijf] -betaalautomaat aan de [Adres] , direct tegenover de [Bedrijf] . Dit komt overeen met zijn verklaring dat hij op 13 december 2018 tussen 20:30 en 21:00 uur € 500 heeft gepind bij de [Bedrijf] naast de [Bedrijf] en dit geld aan de verdachte heeft gegeven. [38] Dit sluit weer aan bij het hiervoor weergegeven WhatsApp bericht van de verdachte aan zijn broer.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer eindigend op [Telefoonnummer] dat in gebruik is bij de broer van de verdachte, [39] is gebleken dat hij in de periode van 24 oktober 2018 t/m 2 december 2018 191 maal gebeld heeft naar telefoonnummer [Telefoonnummer] , in gebruik bij aangever [Slachtoffer 2] . [40]
Tijdens de aangifte gaf [Slachtoffer 2] aan dat de bedreigende audio-gesprekken verstuurd vanaf de telefoon van de broer deels zijn ingesproken door de verdachte. Door de verbalisant wordt in een aantal bedreigende berichten die via zijn telefoon zijn verstuurd, inderdaad de stem van de verdachte herkend. [41]
Conclusie
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [Slachtoffer 2] in de periode van 24 oktober 2018 t/m 18 december 2018 tezamen en in vereniging met zijn broer heeft afgeperst. In deze zaak is geen sprake van het alleen maar “aansporen” om een gestelde schuld te betalen. Want zelfs als het gaat om geld waar zijn broer mogelijk recht op heeft, dan nog levert het tot betaling dwingen van aangever door te dreigen met ernstig geweld – onder meer tegen zijn zes jarige dochtertje – afpersing in de zin van artikel 317 Sr op.
Ten aanzien van feit 5:
In de telefoon van de verdachte is WhatsApp-verkeer aangetroffen tussen de verdachte en een zekere [Naam] op 29 oktober 2018. [42] Deze [Naam] stuurt een foto van een doosje met een vuurwapen naar de verdachte en vervolgens worden de volgende berichten uitgewisseld:
(
rb: de verdachte = [Verdachte])

[Verdachte] : Jouw laagste prijs is 500 voor dat ding
[Naam] : Het wordt nu verkocht
[Naam] : Nu
[Verdachte] : Oke
[Naam] : 550
[Verdachte] : Goed (zeker)
[Naam] : De andere heb ik voor jou
[Verdachte] : Nee, ik had het aan jou gevraagd om het mijn bro te laten, maar hij (het) is al weg
Ik zag dat [Naam] een foto stuurde van een revolver met daarnaast een plastic zakje met patronen.
[Naam] : Deze
[Verdachte] : Hoeveel is (kost) dat
[Verdachte] : Ik denk dat hij dat niet wil, ik vraag het aan hem
[Naam] : 550
[Naam] : Deze is zeker (beter/goed)
[Verdachte] : 450
[Verdachte] : Mits/Ik kijk.of hij dat ook wil, opdat ik ook een 50 eu erop kan 'eten'(verdienen), want hij heeft maar 500
[Naam] : Nee, joh
[Verdachte] : Oké
[Naam] : 550 is goed, denk je dat ik een junk (drugsverslaafde) ben
[Verdachte] : Ik vraag het aan jou, indien ik er niks op kan 'eten' (verdienen), dan heb ik niks eraan toch. Dan kan ik beter dat van mij verkopen, daarom zei ik dat ik het aan jou vraag wat jouw laagste prijs is, daarom
[Verdachte] : Ik weet dat hij de 22 niet wil
[Verdachte] : Die man heeft ook 500
[Naam] : Wel laat. Heb al mensen
[Naam] : Oké
[Naam] : Ik had het je al ochtend gezegd
[Verdachte] : Die man is sowieso helemaal in Duitsland. Daarom vraag ik, het je gewoon, hij kan over een paar dagen komen
[Naam] : Ja morgen krijg ik er nog één
[Naam] : Maar ik ga niet wachten
[Verdachte] : oh, oké goed.
[Naam] : Moet ik de 25 voor morgen nemen, of wat. 550 wil ik voor dat ding. Ja of nee. indien jouw bro het neemt. Kom ‘s-morgens ik neem het bij mij pa (voor) 550. Jij stoot het door
[Verdachte] : nee kijk hij heeft dat ding ook niet en tot over een paar dagen komt hij terug morgen niet
[Naam] : Wel dan bewaar ik het voor iemand anders
[Naam] : Oké”
Op 3 december 2018 stuurt de verdachte aan een zekere “ [Alias] ” een foto van een revolver. Zoals hiervoor al overwogen, is dit een soortgelijke revolver als de revolver van het merk Nagant die is aangetroffen bij de aanhouding van de verdachte. [43]
Daarna volgen de volgende berichten: [44]
(
rb: de verdachte = [Verdachte])
“ [Verdachte] : Precies dit
[Verdachte] : 32.long
NN: Nu
NN: Hoeveel dan
[Verdachte] : 17
NN: Nee broer duur man
NN: Ik kan wissel maar die prijs hoog broer
[Verdachte] : Oh oke
[Verdachte] : Met wat wissel
NN: 'Gestoofd'
[Verdachte] : Oh nee man liever nu niet op die manier anders als je andere prijs in gedachte heb laat me weten
NN: Oké
[Verdachte] : Ja kan wel iets goedkoper ma liever niet wisselen man
NN: Oké ik kan nu alleen wissel of je moet wachten tot zaterdag
[Verdachte] : Oké goed
NN: Maar die prijs wel hoog broer
NN: Ik kan zo een krijgen voor 1200 nieuwe nieuwe snap je
NN: Orgie
[Verdachte] : Oh ja man je moet anders kijken en me laten weten kan wel wat omlaag ma niet zo laag
[Verdachte] : Je krijgt het ook met veel boontjes (kogels)
NN: Oké maar ik kan nu alleen wissel snap je
[Verdachte] : Oké ik wacht anders nog ff”
Op 8 december 2018 meldt de verdachte aan een NN man dat hij een “nakoe” te koop heeft. De NN man vraagt “model en prik?” Daarop stuurt de verdachte een foto en zegt “deze model en 14 bar”. Ook hierbij gaat het, zoals al overwogen, om een soortgelijke revolver als de reeds genoemde revolver van het merk Nagant dat bij zijn aanhouding is aangetroffen. [45] Ook een zekere [Alias] krijgt een soortgelijke foto toegestuurd waarna de verdachte hem appt “1300”. [46]
Naar het oordeel van de rechtbank is zonneklaar dat deze gesprekken gaan over de aan- en verkoop van een vuurwapen al dan niet met bijbehorende munitie.
Voorts bevat het dossier een telefoongesprek op 12 december 2018 om 20:22 uur tussen de verdachte met een NN persoon. [47] Tussen hen wordt het volgende besproken:
(rechtbank: de verdachte = [Verdachte] )
“Heb je gehoord wat ik tegen je zei?
N: Ja, vanzelf viel mijn internet uit. Die prijs is ook veel te duur, broeder. Dat is het ook. Die mensen hebben niet veel geld.
[Verdachte] : Wat willen die mensen dan voor ballen (kogels) betalen?
N: Ja, vanzelf als je die man 8 geeft, dan wil die man zo'n 20 euro, 30 euro betalen.
[Verdachte] : Nee, joh. Voor 30 euro.
N:Ja, want die man is zelf berooid, broeder. Die man heeft zelf een ding nodig, opdat die man een zaak kan behartigen, dat is het.
[Verdachte] : Ja, maar ik kan hem ook niet voor niks helpen, fam.
N: Ja, toch. Ik weet het. Daarom zeg ik het tegen je. Die man kan zo'n 30 geven. Begrijp je mijn broeder? Ja, toch.
[Verdachte] : Voor 30 kan ik hem verkopen ...
N: Ja, wat kun je doen?
[Verdachte] : Voor 30 kan ik hem 4 zo geven.
N:4?
[Verdachte] : Ja.
N: Wel, laat mij het aan hem vragen. Ik ga het aan hem vragen.
[Verdachte] : Goed. Laat me weten.”
Om 20:30 uur wordt vervolgens tussen hen besproken:
“N: Die man bedoelt dat het veel te weinig is, man. Ja, die man heeft zo'n 9 nodig, man. 8 zo.
[Verdachte] : Ja, maar 30 kan hij niet zoveel krijgen. Zo moet je het tegen hem zeggen.
N: Ja, vanzelf heb ik het tegen hem gezegd, toch. Vanzelf wil die man zijn hele lade vullen, toch. [Verdachte] : De lade ... de lade, weet je hoeveel er in de lade gaat? 4.
N:4?
[Verdachte] : Ja, 4 gaat in de lade, broer. Ik heb zelf ... ik kan het hem zelf laten zien. Ik heb zelf twee van die dingen. Er gaan niet meer dan 4 in.
N: Dat wil zeggen, dat er niet meer dan 4 gaat?
[Verdachte] : Nee, een volle lade is 4. Dat had ik tegen je gezegd. Anders moet je de vering aan de binnenkant snijden en veel dingen. Dat vroeg ik laatst aan jou.
N: Ja, man. Goed (zeker). Vanzelf heeft die man zo'n 8 nodig, 9 zo. dat is het. Ja, toch, 'sangre' (bloed/familie).
[Verdachte] : Zeg tegen hem nog een beetje te zetten, dan kan ik hem helpen. Je weet het toch. Maar met 30 ... N: Goed dan. Ik zeg het tegen hem. Ik laat het jou weten.
[Verdachte] : Ah?
N: Ja, goed. Ik laat het jou dan weten. Ik ga met hem praten.
[Verdachte] : Goed. Zeg het wel tegen hem. Want ik kan die dingen tot zo pakken. Je weet het toch.
N: Ja.
[Verdachte] : Je moet het mij laten weten, opdat ik die ding kan pakken. Anders wordt het pas morgen en zo. N: Ja, toch. Goed dan.”
Ook dit gesprek duidt naar het oordeel van de rechtbank op handel in vuurwapens en munitie. Alleen dan is namelijk verklaarbaar dat wordt besproken dat er niet meer dan vier in een lade gaan en dat als er meer in moeten, je iets aan de vering aan de binnenkant moet doen. Dit sluit aan op de zoekopdrachten via Google die in de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen: ‘
vering meer kogels in magazijn’ en ‘meer kogels in magazijn’ en ‘magazijn pistool groter maken’. [48] Daarnaast geeft de verdachte in dit gesprek aan dat hij zelf twee van die dingen heeft. Daarmee verwijst de verdachte naar het oordeel van de rechtbank naar de twee bij zijn aanhouding aangetroffen omgebouwde alarmpistolen want de patroonhouder van die wapens bevat inderdaad vier patronen. [49]
De verdachte heeft over geen van deze gesprekken willen verklaren, terwijl ze schreeuwen om uitleg.
Conclusie
Op grond van voormelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat het bij deze gesprekken steeds gaat om de aankoop en verkoop van vuurwapens en munitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat het onderhandelen over of het regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of levering pas op 23 juni 2019 strafbaar is gesteld zodat deze wijziging van art. 9 lid 1 WWM niet van kracht was in deze zaak. Omdat verder alleen maar gepraat is over de prijs van wapens en er geen wapen is verhandeld (geen transactie heeft plaatsgevonden) moet volgens de raadsman vrijspraak volgen.
In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
De wetswijziging van 23 juni 2019 ziet op de activiteiten van de wapenmakelaar en vloeit voort uit de Richtlijn (EU) 2017/853. [50] Dat wil echter niet zeggen dat deze activiteiten voor deze wetswijziging niet strafbaar waren. Zoals de rechtbank al heeft overwogen in haar vonnis van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:1464) moet, vooruitlopend op de implementatie van deze Richtlijn, uitgegaan worden van een ruime interpretatie van de term “
verhandelen” en valt daaronder niet alleen de activiteiten van de
wapenhandelaar (in- en verkoop van wapens en/of munitie of overdracht daarvan) maar ook de activiteiten van een wapen
makelaar. Als wapenmakelaar kan worden beschouwd iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens handel geheel of gedeeltelijk bestaat uit het onderhandelen over of regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of levering van vuurwapens, essentiële onderdelen daarvan of munitie.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt dat de verdachte wapens krijgt aangeboden. Hij onderhandelt over de prijs en geeft daarbij aan dat “
, indien ik er niks op kan 'eten' (verdienen), dan heb ik niks eraan toch”.Ook legt hij zelf contact met mogelijk geïnteresseerde kopers. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen van de verdachte aan te merken als wapenmakelarij. Daarbij is van ondergeschikt belang of tussen hem en de kopers/verkopers daadwerkelijk een koop is gesloten, dan wel of de wapens uiteindelijk van eigenaar zijn gewisseld. Immers, ook als een transactie uiteindelijk niet is doorgegaan, laat dat onverlet dat de verdachte de onderhandelingen over die transactie heeft gevoerd en in die zin dus als wapenmakelaar heeft opgetreden en aldus bedrijfsmatig heeft verhandeld in de zin van artikel 9 WWM. Uit het dossier volgt verder dat de verdachte voor deze activiteiten geen erkenning (wapenvergunning) had. [51]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 15 juli 2018 tot en met 1 december 2018 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, toebehorende aan die [Slachtoffer 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- toevoegen aan die [Slachtoffer 1] van de woorden:
- " Ik maak je kapot, ik zoek je op, ik weet waar je woont, je gaat ons betalen anders maken we je af."; en
- " Je gaat mij die geld geven anders maak ik je af en sloop ik je huis."; en
- " Ik ben nog niet klaar met jou, je gaat mij nu nog meer geld geven."; en
- tegen die [Slachtoffer 1] zeggen dat hij diens huis zou slopen als hij het geld niet zou geven en dat hij [Slachtoffer 1] met zijn vrienden zou opzoeken en hem het ziekenhuis in zouden slaan; en
- ( doen) vernielen van de ramen van de woning van de (moeder van) die [Slachtoffer 1] ;
3.
hij op 18 december 2018 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging,
- een onderdeel van een wapen in de zin van artikel 3 lid 1, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een patroonmagazijn (kaliber 6.35 mm),
en
- wapens in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een vuurwapen (revolver van het merk Nagant, type 1895 Army, kaliber 7.62 Nagant/.32 S&W),
en
- twee omgebouwde alarmpistolen (merk: BBM, type 315 auto, kaliber 6.35 mm),
en
- munitie in de zin van artikel 1 lid 4, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 8 kogelpatronen (merk: onbekend, kaliber 6.35 mm/.25 auto), en
- 46 kogelpatronen (merk: Geco, kaliber: .32 S&W L.WC), en
- 39 kogelpatronen (merk: PPU, kaliber .25/6.35 mm)
voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij in de periode
van24 oktober 2018 tot en met 18 december 2018 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [Slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) 950 euro, toebehorende aan die [Slachtoffer 2] , welke bedreiging met geweld bestond uit het tegen die [Slachtoffer 2] telefonisch en/of via WhatsApp zeggen dat hij en/of zijn mededader:
- hem dood gaan maken; en
- hem gaan slopen; en
- hem "gaan klappen"; en
- zijn hoofd in die scooter gaan zetten; en
- hem in elkaar slaan tijdens zijn werk; en
- zijn kind gaan fokken; en
- zijn hoofd eraf komen halen; en
- hij zijn tanden alvast moet maken bij de tandarts; en
- hij een paar kogels verdient.
5.
hij in de periode van 27 oktober 2018 tot en met 18 december 2018 te 's-Gravenhage zonder erkenning
- wapens in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een vuurwapen (revolver van het merk Nagant, type 1895 Army, kaliber 7.62
Nagant/.32 S&W) en
- twee omgebouwde alarmpistolen (merk: BBM, type 315 auto, kaliber 6.35 mm),
heeft verhandeld.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, in geval van een bewezenverklaring, te volstaan met een
gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing, waarbij hij het slachtoffer op grove wijze heeft bedreigd. Ten aanzien van een van die bedreigingen heeft hij ook de daad bij het woord gevoegd want hij heeft zijn broer daadwerkelijk de ramen van de woning van de moeder van het slachtoffer laten vernielen. Hij heeft hierdoor het slachtoffer en zijn moeder veel angst en overlast bezorgd.
Daarnaast heeft de verdachte zich met zijn broer schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver, twee omgebouwde alarmpistolen, (daarbij horende) munitie en een patroonmagazijn. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie is verboden omdat dit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen oplevert. Dergelijke wapens kunnen gebruikt worden voor allerlei (levens)bedreigende activiteiten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van (vuur)wapens. De verdachte heeft deze vuurwapens met munitie in zijn bezit gehad, hij is ook bezig geweest met de aankoop en verkoop ervan. Als wapenmakelaar heeft hij een bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd verspreiden van vuurwapens binnen het criminele circuit. Daar tilt de rechtbank zwaar aan.
Tenslotte heeft de verdachte zich weer samen met zijn broer schuldig gemaakt aan afpersing in vereniging van een vroegere vriend die zijn broer in verband met de gezamenlijke aanschaf van een scooter geld verschuldigd zou zijn. Het slachtoffer is daarbij zodanig bedreigd, dat hij uiteindelijk geld heeft betaald om van de bedreigingen af te zijn. Dergelijke incassopraktijken zijn volstrekt onaanvaardbaar.
De verdachte heeft zich dus in korte tijd schuldig gemaakt aan vijf ernstige misdrijven.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 17 juli 2019. Daaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, onder meer tot een taakstraf. Deze eerdere veroordelingen waren ten tijde van het bewezen verklaarde onherroepelijk. De veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportage van 7 juni 2019 van [Naam] , psycholoog met betrekking tot de verdachte. Hij geeft aan dat de verdachte functioneert op beneden gemiddeld niveau. In 2011 is een pervasieve ontwikkelingsstoornis vastgesteld maar het huidige onderzoek levert daarvoor geen aanwijzingen op. Er is geen sprake van een psychiatrische stoornis. Op sprake is van een persoonlijkheidsstoornis kan bij gebrek aan heteroanamnese niet worden uitgesloten. Hij komt tot de conclusie dat de feiten de verdachte volledig kunnen worden toegerekend. Het recidiverisico lijkt laag te zijn.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van Leger des Heils
Jeugdbescherming en Reclassering Rotterdam van 7 maart 2019, opgemaakt door [Naam] . Volgens de reclassering heeft de verdachte moeite om regie over zijn eigen leven te voeren. Hij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, geen dagbesteding en geen opleiding afgerond. De reclassering schat de kans op recidive in als gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, begeleid wonen of maatschappelijke opvang bij Stichting Exodus en een contactverbod met [Slachtoffer 2] .
Gelet op al het voorgaande, kijkend naar de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en rekening houdend met de nog relatief jonge leeftijd van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van hierna te noemen duur passend en geboden is. Aangezien de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk deel lager is dan door de officier van justitie is gevorderd. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden van een meldplicht, behandelverplichting en contactverboden met [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[Slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.300,00.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.300,00, subsidiair 23 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Slachtoffer 1] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘afschrijving geldbedrag’ (materiële schade), is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij heeft in het geheel geen medische stukken heeft overgelegd waaruit naar voren komt dat sprake is van een erkend psychiatrisch ziektebeeld. Dit is in beginsel een vereiste is voor toekenning van immateriële schadevergoeding in gevallen waarin geen sprake is van fysiek letsel. Voor de beoordeling van deze schadepost is dus nader onderzoek nodig en dat onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 700,00.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 december 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 700,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van
[Slachtoffer 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
afpersing;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30(
dertig)
maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6(
zes)
maanden,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij reclassering Leger des Heils Nederland, [Adres] te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met
[Slachtoffer 1] , geboren op [Geboortedatum] , en [Slachtoffer 2] , geboren op [Geboortedatum] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [Slachtoffer 1] , een bedrag van € 700,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf
1 december 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 700,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. M.M.F. Holtrop, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 augustus 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [Nummer] / [Nummer] en [Nummer] , van de politie eenheid Den Haag, Flexteam Den Haag – Centrum, met bijlagen (doorgenummerd blz. 2 t/m 575).
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 24 – 27.
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 39.
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 325 – 327.
5.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, blz. 29 – 31.
6.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, blz. 138 – 140 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 99.
7.Proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 13 augustus 2019 voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte op dit punt.
8.Proces-verbaal bevindingen histo, blz. 47.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 50.
10.Proces-verbaal van aangifte, blz. 61 – 62.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 69 – 70.
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 89 – 90.
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 94.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 95.
15.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, blz. 138 – 140 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 99.
16.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 82 – 83.
17.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, blz. 138 – 140.
18.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 18 december 2018, blz. 138 – 140; proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2018, blz. 118.
19.Proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 18 december 2018, blz. 100 – 101.
20.Proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 18 december 2018, blz. 102 – 105.
21.Proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 18 december 2018, blz. 106 – 109.
22.Proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 18 december 2018, blz. 110 – 111.
23.Proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 18 december 2018, blz. 112 – 113.
24.Proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 18 december 2018, blz. 114 – 115.
25.Proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 18 december 2018, blz. 116 – 117.
26.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 338.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 382 – 384.
28.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 351, 357
29.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 357 e.v., met bijlagen.
30.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 363 e.v., met bijlagen.
31.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 228 – 231.
32.Proces-verbaal verhoor van getuige [Slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 28 juni 2019.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 421 – 430.
34.Proces-verbaal van bevindingen tap- en WhatsApp gesprekken, blz. 253-255, met bijlagen.
35.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 404.
36.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 403 – 406, met bijlagen.
37.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 306 – 307.
38.Proces-verbaal bevindingen rekeningnummer, blz. 541.
39.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 99; proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, blz. 139.
40.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 308.
41.Proces-verbaal bevindingen audio berichten, blz. 390 – 393.
42.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 370 – 371, met bijlagen.
43.Een schriftelijk stuk als bijlage gevoegd bij het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen, blz. 395; proces-verbaal, team forensische opsporing, Wapens, Munitie en explosieven, blz. 101.
44.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 357 – 358, met bijlagen.
45.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 363, met daarbij als bijlage gevoegd een schriftelijk stuk, blz. 366.
46.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 367, met daarbij als bijlage gevoegd een schriftelijk stuk, blz. 368.
47.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 119 – 120.
48.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 215.
49.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 106-108.
50.Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (
51.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 540.